Direct naar content gaan

Samenvatting

De Hoge Raad heeft in de arresten van 3 april 2015, 13/04247, ECLI:NL:HR:2015:812 en 10 juni 2016, 14/05020, ECLI:NL:HR:2016:1129 geoordeeld dat de forfaitaire rendementsheffing van box 3 pas dan in strijd komt met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (artikel 1 EP) indien een rendement van 4% voor een lange reeks van jaren voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen worden geconfronteerd met een buitensporig zware last.

In deze gemeenschappelijke bijlage bij vijf conclusies gaat A-G Ettema in op de vraag of het veronderstelde rendement van 4% nog haalbaar is in de jaren 2013 en 2014.

De A-G behandelt in de bijlage vier proefprocedures die in het kader van massaal bezwaar worden gevoerd (ECLI:NL:PHR:2018:1438, NLF 2019/0126; ECLI:NL:PHR:2018:1439, NLF 2019/0127; ECLI:NL:PHR:2018:1440, NLF 2019/0137 en ECLI:NL:PHR:2018:1441, NLF 2019/0138).

Twee andere proefprocedures komen in deze gemeenschappelijke bijlage wel aan de orde, maar in die zaken zag de A-G geen reden afzonderlijk conclusie te nemen. Daarnaast behandelt de A-G nog één andere box 3-zaak, die niet is aangemerkt als proefprocedure inzake massaal bezwaar (ECLI:NL:PHR:2018:1442, NLF 2019/0125).

Volgens de A-G is de in de proefprocedures geformuleerde rechtsvraag te beperkt om te kunnen leiden tot strijd met artikel 1 EP op regelniveau. Het beroep op strijd met artikel 1 EP op regelniveau faalt daarom volgens de A-G om die reden in de proefprocedures.

De A-G gaat nog wel in op een aantal vervolgvragen. Volgens de A-G moet de door de Hoge Raad geformuleerde haalbaarheidstoets worden toegepast op het totale box 3-vermogen. Geen enkel Hof heeft dat echter gedaan. Indien de toets zou uitwijzen dat sprake is van een schending van artikel 1 EP op regelniveau is de vraag hoe rechtsherstel moet worden geboden.

In casu is het forfaitaire stelsel per 1 januari 2017 aangepast. Volgens de A-G is de wetgever niet nalatig geweest en was er voor de Hoven geen reden om in geval van geconstateerde schending van artikel 1 EP zelf in het rechtsherstel te voorzien. Of de invoering van het hernieuwde forfaitaire stelsel al dan niet in strijd is met artikel 1 EP dient aan de orde te komen in een procedure over 2017 of later.

Op de laatste dag van het oude jaar heeft A-G Ettema vijf conclusies en een gezamenlijke bijlage uitgebracht over de vermogensrendementsheffing (jaren 2013 en 2014).

In al deze zaken staat de vraag centraal: Is de vermogensrendementsheffing op spaarsaldi naar haar aard in strijd met artikel 1 EP?

Deze vraag betreft het regelniveau van de heffing in box 3. In een van de zaken betwist belanghebbende bovendien de proportionaliteit van deze heffing op individueel niveau, zie de noot in NLF 2019/0125

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2013-2014
Instantie
A-G
Datum instantie
30 december 2018
Rolnummer
17/05610
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:1443
Auteur(s)
Sonja Dusarduijn
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2019/0124
Aflevering
17 januari 2019
Judoreg
NFB2123
bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina