Samenvatting
X en Y (belanghebbenden) zijn maten in een maatschap die zich voornamelijk bezighoudt met het verbouwen van prei. Het is de op één na grootste preiteler van het land. De prei wordt afgezet naar grote afnemers, zoals tussenhandelaren van supermarkten. De maatschap verbouwt niet alle prei zelf, maar koopt ook prei in van derden.
In geschil is of de Inspecteur terecht informatiebeschikkingen heeft gegeven ten aanzien van de heffing van inkomstenbelasting van X en Y over de jaren 2011-2014.
Hof Den Bosch stelt vast dat de maatschap geen voorraadadministratie heeft bijgehouden. Door het ontbreken van gegevens is het niet mogelijk om de volledigheid van de verantwoording van de omzet in geld te verifiëren aan de hand van een op goederenniveau te leggen verband tussen de (totale) instroom (ingekochte en verbouwde prei) en de (totale) verkoop, rekening houdend met schoonmaak en uitval. Het Hof acht de conclusie van de Inspecteur gerechtvaardigd dat de administratieplicht is geschonden (artikel 52 AWR). Daarom is het Hof van oordeel dat de informatiebeschikkingen terecht gegeven zijn en dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Het betoog van belanghebbenden dat de geadministreerde omzet klopt, kan in deze procedure onbesproken blijven. Het punt is dat niet afdoende valt te controleren óf dat het geval is, en daar gaat het in deze procedure om.
Het hoger beroep van X en Y is ongegrond.