Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Rechtbank Rotterdam heeft het beroep van X (belanghebbende) inzake de vastgestelde WOZ-waarde van een hem toebehorende onroerende zaak voor het belastingjaar 2018 ongegrond verklaard. Het verzoek om een dwangsom is toegewezen en vastgesteld op € 1.442. Voorts is de Heffingsambtenaar veroordeeld in de aan X te betalen proceskosten van € 656,25.

Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar is toegespitst op de toekenning van de dwangsom en, ook wat betreft het incidentele hoger beroep van X, op de (hoogte van de) vergoeding van proceskosten.

Hof Den Haag oordeelt dat X in het geheel niet is geslaagd in het van hem te verlangen bewijs dat de ingebrekestelling van de Heffingsambtenaar met een geschrift van 2 januari 2019 door of namens hem is geschied. Van een ingebrekestelling door een daartoe bevoegde persoon is geen sprake. Dat leidt tot de slotsom dat voor het vergoeden van proceskosten geen plaats is en dat geen dwangsom wordt verbeurd. Het gelijk is volledig aan de zijde van de Heffingsambtenaar.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
9 december 2020
Rolnummer
20/00464
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:2830
NLF-nummer
NLF 2021/2138
Aflevering
11 november 2021

Naar de bovenkant van de pagina