Samenvatting
De NOB ondersteunt de gedachte, zoals verwoord in de MvT van het wetsvoorstel ‘Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024’, dat het kabinet het van belang acht om de administratieve richtsnoeren in de Nederlandse regelgeving op te nemen, om de consistente toepassing van de OESO-Modelregels over de minimumbelasting te bevorderen en om discrepanties met de toepassing van de regels ten aanzien van andere staten te voorkomen. Desalniettemin resteren er nog enkele aspecten die volgens de NOB nadere toelichting zouden kunnen gebruiken.
Verhouding Wet minimumbelasting 2024 en administratieve richtsnoeren
In de MvT van het wetsvoorstel ‘Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024’ is opgemerkt dat in sommige gevallen de administratieve richtsnoeren verduidelijkingen zijn die louter zien op de uitleg van maatregelen die al zijn opgenomen in de Wet minimumbelasting 2024. Voor de praktijk zou het behulpzaam zijn als aangegeven wordt welke onderdelen van de eerder gepubliceerde administratieve richtsnoeren aanleiding geven om de Wet minimumbelasting 2024 nog aan te passen of aan te vullen, alsmede welke als verduidelijking gezien dienen te worden.
Terugwerkende kracht voorgestelde wijzigingen
Het voornemen is om de voorgestelde wijzigingen van de Wet minimumbelasting 2024 zo veel mogelijk terugwerkende kracht te verlenen. Voor vier specifieke maatregelen geldt hierop een uitzondering, waaronder de zogeheten tiebreakerregel die wordt geïntroduceerd voor de toepassing van de lokale financiële verslaggevingsstandaard voor de kwalificerende binnenlandse bijheffing. Deze maatregelen zouden pas in werking treden voor boekjaren die aanvangen op of na 31 december 2024. De NOB vraagt nadere toelichting op hoe in de praktijk om zal moeten worden gegaan met mogelijke inconsistente inwerkingtreding van de maatregelen tussen verschillende jurisdicties.
Overige becommentarieerde onderwerpen
- verhouding Pijler 2-richtlijn / wetsvoorstel ‘Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024’ / administratieve richtsnoeren;
- joint ventures;
- binnenlandse bijheffing;
- voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave;
- gestructureerde hybride regelingen;
- valutaconversie;
- onderworpenheidstoetsen.