X (belanghebbende) is door de griffier bij aangetekende brief, onderĀ vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Later is de uitnodiging nogmaals per gewone post aan X toegezonden.
Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant is X op de voorgeschreven wijze uitgenodigd. Het risico dat stukken haar niet of te laat bereiken komt voor haar rekening (vgl. HR 1 juni 2012, 11.04482, ECLI:NL:HR:2012:BW7078). De Rechtbank merkt op dat X ook eerder op dit risico is gewezen in de uitspraak van Hof Amsterdam van 29 september 2020 (18/00417, ECLI:NL:GHAMS:2020:3946). Inhoudelijk is in geschil of door de Ontvanger al dan niet terecht vervolgingskosten in rekening zijn gebracht aan X.
De Ontvanger heeft bij e-mail van 4 en 5 april 2022 aan de Rechtbank laten weten dat de kosten van de aanmaning en het dwangbevel vernietigd moeten worden. De Rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken en beslist dienovereenkomstig.
Het beroep wordt gegrond verklaard, maar een kostenvergoeding wordt niet toegekend omdat niet is gesteld of gebleken dat X kosten heeft gemaakt die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
BRON
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
belanghebbende, wonende te woonplaats, belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van 4 januari 2019 op het bezwaar van belanghebbende tegen de in rekening gebrachte vervolgingskosten vanwege het onbetaald blijven van een aanslag inkomstenbelasting 2014, met het aanslagnummer [aanslagnummer]
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2022 te Breda. De ontvanger is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen (zie rov. 2.1 tot en met 2.3).
1.Ā Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
vernietigt de in rekening gebrachte vervolgingskosten;
gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van ā¬ 47 aan haar vergoedt.
2.Ā Gronden
2.1. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 10 februari 2022 op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Op 25 maart 2022 is de uitnodiging nogmaals per gewone post aan belanghebbende toegezonden.
2.2. De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 20 februari 2019 verzocht om domicilie in Nederland te kiezen. Belanghebbende heeft geen domicilie in Nederland gekozen. Op 16 januari 2020 heeft de rechtbank een stuk van belanghebbende ontvangen waaruit zij het in 2.1 genoemde adres kan afleiden.
2.3. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende op de voorgeschreven wijze uitgenodigd. Het risico dat stukken belanghebbende niet of te laat bereiken komt voor haar rekening. De rechtbank merkt op dat belanghebbende ook eerder op dit risico is gewezen in de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 29 september 2020. Uit de stukken van het geding leidt de rechtbank ook af dat deze uitspraak van het Gerechtshof belanghebbende heeft bereikt op het door het Hof genoemde adres, aangezien belanghebbende tegen de betreffende uitspraak cassatie heeft ingesteld. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.
2.4. In geschil is of de vervolgingskosten terecht in rekening zijn gebracht aan belanghebbende.
2.5. De ontvanger heeft bij e-mail van 4 en 5 april 2022 aan de rechtbank laten weten dat de kosten van de aanmaning en het dwangbevel vernietigd moeten worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken en beslist dienovereenkomstig.
2.6. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 20 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.