Hoge Raad, 23 maart 2018
Samenvatting
Samenvatting van www.rechtspraak.nl:HR: 81.1 RO.
BRON
23 maart 2018
Nr. 17/00474
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 december 2016, nrs. 14/00741, 14/00742, 14/00743, 14/00744 en 14/00745, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. AWB 12/49, 12/50, 12/212, 12/213 en 12/214) betreffende aan belanghebbende voor de jaren 2002 tot en met 2006 opgelegde belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2018.