Direct naar content gaan

Samenvatting

Een vader heeft in het jaar 2000 een trust naar het recht van de staat New York opgericht en heeft daarin door inbreng onder trustverband vermogen afgezonderd.
Het doel van de trust is het in stand houden en op termijn aanwenden van het vermogen ten gunste van de (destijds nog zeer jonge) dochter.
Bij inbreng van het vermogen in de trust is in 2000 en 2001 van de dochter schenkingsrecht geheven.
Naar aanleiding van vernieuwde toerekenregels ter zake van afgezonderde particuliere vermogens (APV's) per 1 januari 2010 is in een overgangsbepaling ter vermijding van dubbele belasting teruggaaf van eerder betaald schenkingsrecht mogelijk gemaakt.
De dochter heeft de inspecteur in 2010 op basis van deze regels verzocht om vermindering te verlenen van het in het 2000 en 2001 betaald schenkingsrecht.
Zij voert hiertoe met name aan dat zij niet, althans nog niet in 2010, een juridisch afdwingbaar recht heeft jegens de trust, zodat het trustvermogen niet aan haar moet worden toegerekend, maar aan haar vader als inbrenger.
Volgens de inspecteur komt ze echter niet voor een teruggaaf in aanmerking.
Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam waren het hiermee eens.
De dochter heeft daarop cassatieberoep ingesteld.
Volgens de Hoge Raad heeft het Hof terecht geoordeeld dat geen beroep kan worden gedaan op vermindering van het bij de inbreng geheven schenkingsrecht.
Na de inbreng kunnen namelijk geen bezittingen worden toegerekend aan de vader. De dochter is de enige rechthebbende tot het volledige vermogen van de trust.
Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.
Conform A-G IJzerman.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
10 april 2015
Rolnummer
13/04999
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:849
bwbid=bwbr0&artikel=2.14a,entry not found in index,bwbr0002226&artikel=16&lid=2,bwbr0011353&artikel=2.14a,bwbr0011353&artikel=2.14a&lid=1,bwbr0011353&artikel=2.14a&lid=6,bwbr0012031&artikel=4a&lid=6,bwbr0012031&artikel=4a&lid=6

Naar de bovenkant van de pagina