Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende), vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats (AGP), produceert benzine (ongelode olie) en levert de benzine aan diverse tankstations.

In geschil is of X over de maand januari 2016 accijns is verschuldigd ter zake van de uitslag van de in de AGP aanwezige uit benzinedamp teruggewonnen benzine. Tot 1 januari 2016 gold voor het in de AGP brengen van de retourdamp een forfaitaire korting (dampretourregeling). Vanwege de intrekking van die regeling is de AGP-vergunning aangepast door het recht op het gebruik van de dampretourregeling te schrappen.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat het na terugwinning uit de retourdamp verkregen product is te karakteriseren als (al veraccijnsde) benzine. Nationale en Unierechtelijke accijnsregelingen staan volgens het Hof niet toe dat over al veraccijnsde benzine nogmaals accijns wordt geheven.

Voor zover de staatssecretaris in cassatie betoogt dat het Hof met zijn oordelen artikel 71, lid 1, aanhef en onderdeel d, en artikel 26 en 27 Wet Accijns heeft geschonden, faalt het. Deze bepalingen hebben betrekking op het recht op teruggaaf van accijns, en het Hof heeft geen oordeel gegeven over de vraag of X recht heeft op teruggaaf op grond van artikel 71, lid 1, aanhef en onderdeel d, Wet Accijns.

De staatssecretaris komt wel terecht op tegen het oordeel van het Hof dat nationale en Unierechtelijke accijnsregelingen niet toestaan dat in een geval als het onderhavige over veraccijnsde benzine nogmaals accijns wordt geheven.

Het onderhavige terugwinningsproces moet worden beschouwd als de productie van een accijnsgoed (ongelode lichte olie) in Nederland waarvoor – overeenkomstig artikel 7 Accijnsrichtlijn en artikel 2 Wet Accijns – ter zake van de uitslag tot verbruik accijns wordt verschuldigd. Een door het Hof geconstateerde, volgens Unierechtelijke of nationale wetgeving ‘ongeoorloofde meermalige belasting’, doet zich niet voor.

De Hoge Raad doet de zaak af.

De argumenten in het hogerberoepschrift van X dat zij te veel accijns op aangifte heeft voldaan, worden verworpen.

Voor zover X in haar hogerberoepschrift betoogt dat zij recht heeft op teruggaaf van accijns, faalt dit betoog. X kan geen aanspraak maken op teruggaaf van accijns op de voet van artikel 71, lid 1, aanhef en onderdeel d, Wet Accijns, omdat het product dat zij inslaat in haar accijnsgoederenplaats (benzinedamp), buiten een accijnsgoederenplaats is ontstaan als bijproduct bij het verbruik van de benzine waarvoor zij eerder ter zake van uitslag tot verbruik accijns heeft voldaan. Dit product (benzinedamp) is een ander product dan benzine die naar haar aard een vloeibare vorm heeft en wordt gebruikt als brandstof voor motorvoertuigen.

Min of meer conform Conclusie A-G Ettema (NLF 2021/0119, met noot van Van den Eijnde).

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
11 maart 2022
Rolnummer
19/03749
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:342
Auteur(s)
mr. G.J. van Slooten
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2022/0624
Aflevering
31 maart 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4915
bwbr0005251&artikel=71,bwbr0005251&artikel=71

Naar de bovenkant van de pagina