Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een in 1941 geboren man is lange tijd als werknemer in dienst geweest bij A NV, laatstelijk als voorzitter van de Raad van Bestuur. Zijn bij A NV opgebouwde pensioenrechten zijn ondergebracht bij een Stichting. Het pensioen gaat in op 20 september 2001. De man is in oktober 1995 in België gaan wonen en daarna vanaf april 1996 in Ierland. Op 5 september 2000 heeft de Stichting de man wegens overrendement op pensioenbelegging een eenmalige uitkering betaald van bruto fl. 196.241 onder inhouding van loonheffing. Deze uitkering heeft geen wijziging gebracht in de pensioenrechten. Volgens de man is Nederland niet bevoegd tot belastingheffing over de eenmalige uitkering. Het Hof komt echter tot de conclusie dat de uitkering op grond van artikel 14 (niet-zelfstandige arbeid) van het Verdrag Nederland-Ierland toekomt aan Nederland. Anders dan de man betoogt is geen sprake van pensioen of een soortgelijke beloning in de zin van artikel 17 van het Verdrag. Dat komt omdat de uitkering niet is geschied op grond van een aanspraak die berust op een pensioenregeling en niet hetzelfde kenmerk heeft als een daadwerkelijke pensioenuitkering. Het restartikel 20 van het Verdrag (overige inkomensbestanddelen) kan evenmin aan de orde komen. Ook de stelling van de man dat de eenmalige uitkering vermogensinkomsten vormt, waardoor Ierland heffingsbevoegd zou zijn, wijst het Hof af. De eenmalige uitkering vormt voor de man een genoten loonbestanddeel uit zijn vroeger in Nederland vervulde dienstbetrekking waarover terecht inhouding van loonheffing heeft plaatsgevonden.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
Hof Arnhem
Datum instantie
11 mei 2003
Rolnummer
01.01556
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AG0185

Naar de bovenkant van de pagina