Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Na een controle op een motorschip is aan X (belanghebbende) een naheffingsaanslag accijns (en voorraadheffing) opgelegd wegens het voorhanden hebben van minerale olie als bedoeld in artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel b, Wet Accijns. Het schip vervoerde ten tijde van de controle loodvrije benzine. De Inspecteur heeft zich naar aanleiding van de bevindingen op het standpunt gesteld dat de in de bunkertanks aangetroffen gasolie niet voldoet aan alle voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling voor accijns, omdat die gasolie minder Solvent Yellow bevatte dan het wettelijk voorgeschreven minimumgehalte. Daarom heeft hij aan X een naheffingsaanslag accijns opgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet verder behoeft te worden verminderd dan de Inspecteur hangende het hoger beroep heeft gedaan. Het Hof geeft X in het kader van de boeteoplegging het voordeel van de twijfel. De verzuimboete is vernietigd.

In cassatie staat de vraag centraal of het Hof op goede gronden heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.

Deze twee cassatiemiddelen roepen vragen op over de uitleg van het Unierecht, die de Hoge Raad bij dit arrest voorlegt aan het HvJ. De zaak wordt aangehouden.

Anders, Conclusie A-G Ettema (NLF 2021/0421). Zij had geconcludeerd tot gegrondverklaring van alle cassatiemiddelen.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
10 februari 2023
Rolnummer
19/05853
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:187
Auteur(s)
mr. J.A.H. Hollebeek
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2023/0421
Aflevering
23 februari 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5625
bwbr0005251&artikel=2,bwbr0005251&artikel=2,bwbr0005251&artikel=66,bwbr0005251&artikel=66,bwbr0005251&artikel=80,bwbr0005251&artikel=80

Naar de bovenkant van de pagina