Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 26 april 2018 een koopovereenkomst voor een onroerende zaak getekend. Het betreft een deel van het voormalig universiteitsgebouw dat X wil transformeren tot wooneenheid. Sinds 1880 heeft het gebouw meerdere bestemmingen gehad, te weten: kabinet der landbouwvoertuigen (1880-1929), turnzaal (1929-1954), collegezalen (1954-1989), computercentrum (1990 - circa 2010), leegstand (vanaf circa 2010) en antikraakbewoning (vanaf 2014).

De onroerende zaak is bij akte van 14 december 2018 aan X geleverd. Op 21 december is X een aannemingsovereenkomst aangegaan. In deze overeenkomst staat, kort gezegd, dat het werk bestaat uit het verbouwen van het huidige pand naar een woning inclusief multifunctionele trainingszaal.

X bepleit in deze procedure toepassing van het woningtarief voor de overdrachtsbelasting (2%).

Gelet op alle feiten en omstandigheden van het onderhavige geval, is Hof Arnhem-Leeuwarden van oordeel dat de door X verkregen onroerende zaak, ten tijde van de overdracht, geen woning was als bedoeld in artikel 14, lid 2, Wet BRV.

X heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur bij X het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat de uitkomst van het arrest van 29 november 2019 (18/04593, ECLI:NL:HR:2019:1779, NLF 2019/2703, met noot van Sanders jr.) moet leiden tot de conclusie dat de door X verkregen onroerende zaak eveneens kwalificeert als woning als bedoeld in artikel 14, lid 2, Wet BRV.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
30 augustus 2022
Rolnummer
21/01487
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:7511
NLF-nummer
NLF 2022/1775
Aflevering
15 september 2022
bwbr0002740&artikel=14,bwbr0002740&artikel=14

Naar de bovenkant van de pagina