Direct naar content gaan

Samenvatting

Autohandelaar X (belanghebbende) heeft gedurende de periode 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2010 diverse auto’s verkocht aan of door tussenkomst van D. D woont in Estland en betaalt de koopsommen voor de auto’s vanaf zijn eigen bankrekening of contant.

Ter zake van deze verkopen heeft X facturen opgemaakt waarbij hij 0% omzetbelasting in rekening heeft gebracht. X heeft in de aangiften omzetbelasting de leveringen van de auto’s aangemerkt als intracommunautaire leveringen naar Estland. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de Inspecteur aan X over de hiervoor genoemde periode een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 1.550.887. Evenals bij Rechtbank Gelderland (beroep ongegrond) is bij Hof Arnhem-Leeuwarden in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Het Hof oordeelt voor de periode vóór 1 januari 2008 dat X in Nederland intracommunautaire leveringen heeft verricht. Het Hof oordeelt voor deze periode voorts dat X niet kan worden verweten dat hij had moeten weten dat hij deelnam aan een handelsketen waarbij in Estland btw-fraude werd gepleegd. In zoverre is de naheffingsaanslag voor de periode 1 januari 2006 tot 1 januari 2008 ten onrechte opgelegd.

Voor de periode na 1 januari 2008 komt het Hof tot de conclusie dat X in Nederland binnenlandse leveringen heeft verricht, die aan het algemene btw-tarief zijn onderworpen. In zoverre is de naheffingsaanslag terecht door de Inspecteur opgelegd.

De naheffingsaanslag wordt dienovereenkomstig verminderd tot een te betalen bedrag van € 828.614.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (19/03060)

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2006-2010
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
21 mei 2019
Rolnummer
18/00144
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:4274
NLF-nummer
NLF 2019/1320
Aflevering
6 juni 2019
bwbr0002320&artikel=20,bwbr0002320&artikel=20,bwbr0002629&artikel=9&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina