Direct naar content gaan

Samenvatting

Het beroep van X (belanghebbende) in een WOZ-zaak is door Rechtbank Gelderland niet-ontvankelijk verklaard, omdat X het griffierecht niet heeft betaald. X heeft herziening gevraagd van de uitspraak maar ter zitting heeft de gemachtigde het verzoek ingetrokken.

De Heffingsambtenaar heeft verzocht om een vergoeding van zijn proceskosten op grond van artikel 8:75, lid 1, Awb. Volgens de Heffingsambtenaar is sprake geweest van een nutteloze procedure, die hem veel tijd heeft gekost.

De Rechtbank acht sprake van onredelijk gebruik van procesrecht. Dit geldt temeer nu X ook in deze procedure het griffierecht niet heeft betaald.

Anders dan Rechtbank Oost-Brabant (27 december 2022, 21/361, ECLI:NL:RBOBR:2022:5684, NLF 2023/0148) is de Rechtbank van oordeel dat de kosten voor het bijwonen van de zitting als verletkosten in de zin van artikel 1, onderdeel e, Bpb kunnen worden aangemerkt. De Heffingsambtenaar is een ‘partij’. Dat het zittingswerk behoort tot de gewone werkzaamheden van de Heffingsambtenaar, doet daar niet aan af.

De Rechtbank veroordeelt X tot betaling van € 36,88 aan proceskosten aan de Heffingsambtenaar (1,5 uur tegen uurtarief van € 21,25 + € 5 parkeerkosten).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
niet bekend
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
31 oktober 2024
Rolnummer
23/7361
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2024:7778
NLF-nummer
NLF 2024/2577
Aflevering
19 november 2024
bwbr0005537&artikel=8:75&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:75&lid=1,bwbr0006358&artikel=1,bwbr0006358&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina