Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Volgens Fred van Horzen is het onwaarschijnlijk dat de COVID-19-pandemie een ‘game changer’ is. Business as usual ligt in het verschiet.

Opinie

Inleiding

Nu het Outbreak Management Team ons naar het licht aan het eind van de eerste COVID-19-tunnel heeft geleid, is het de vraag of een nieuwe maatschappelijke orde zal worden gesticht of dat het weer snel ‘business as usual’ zal worden. Tijdens de crisis is druk geschreven over de gevolgen van de crisis voor de bestaande maatschappelijke en economische orde en de mogelijkheden om die orde te wijzigen. Een artikel in The Economist van 16 mei jl. eindigde als volgt: ‘Wave goodbye to the greatest era of globalisation – and worry about what is going to take its place.’ Een gepassioneerd betoog voor een reset van de bestaande (Amerikaanse) maatschappij is te vinden in The New York Review of Books van de hand van Marilynne Robinson, een invloedrijke Amerikaanse schrijfster. Dichter bij huis publiceerden Jesse Klaver en Thomas Piketty hun visie in de Volkskrant onder de pakkende titel ‘Laat de rijkste 1 procent nú meer betalen’. Hun artikel bevat onder andere de oproep dat multinationals eerlijk belasting moeten gaan betalen, ‘net zoals als het mkb doet’. Toen ik dat las, dwaalden mijn gedachten af naar de berichten eerder dit jaar over een handelaar in behang die tevergeefs geprobeerd had de zogenoemde Cyprusroute te gebruiken. Dostojevski liet één van zijn romanfiguren niet ten onrechte opmerken ‘de staat, die bestelen we allemaal, jij natuurlijk niet uitgezonderd.’ Het betoog van Piketty en Klaver is om meerdere redenen gedateerd. De inhoud van het artikel is een sterk ingekorte versie van het ‘Manifest voor de democratisering van Europa’ uit 2018. Ik heb eerder dit jaar beschreven dat de in het manifest neergelegde ideeën veel overeenkomsten vertonen met de politieke ideeën van Friedrich Nietzsche. De term ‘rijkste 1 procent’ die in het artikel van Piketty en Klaver wordt gehanteerd, is inmiddels ook gedateerd. Sinds 19 juni van dit jaar dienen we niet meer te spreken over de ‘rijkste 1%’ maar over ‘de rijkste uit witte supremacisten bestaande 1%. Op ‘Juneteenth’ verscheen namelijk in de Verenigde Staten het rapport ‘White Supremacy is the Pre-existing Condition’. De eerste zin van het voorwoord luidt als volgt:

‘Today’s racial wealth divide is an economic archeological marker, the result of the multigenerational history of white supremacy running from the African slave trade, Jim Crow, separate and unequal, predatory lending, and other forms of systematic discrimination in wealth-building opportunities.’

In het rapport worden acht maatregelen beschreven om de ‘racial wealth divide’ te overbruggen in het kader van een nieuw sociaal contract:

‘This program of eight solutions will forge a new social contract that moves our society to grow together, not pull further apart. Bridging the racial wealth divide is in the interests of the whole society. But to succeed, we must face its deep roots with structural reforms that shift both wealth and power.’

In de gepresenteerde plannen speelt ook de fiscaliteit een prominente rol, in aanvulling op de acht concrete stappen die worden voorgesteld om de kloof te overbruggen. De opstellers van het rapport bepleiten de invoering van een ‘Millionaire Surtax’ ten bedrage van 10% over jaarinkomens boven $2 miljoen; de invoering van een Financial Transaction Tax; Progressieve Wealth en Estate Taxes alsmede grotere fiscale transparantie. Deze belastingplannen vertonen sterke overeenkomsten met die van Piketty, waarbij kan worden aangetekend dat ook Nietzsche heeft voorgesteld om de rijken zwaarder te belasten. Dit vormde onderdeel van zijn masterplan om de maatschappij te veranderen, een maatschappij waaruit de nieuwe mens voort zou komen. De term nieuwe mens ontleende Nietzsche aan het Nieuwe Testament. Peter Sloterdijk heeft Nietzsche aangeduid als de vijfde evangelist.

De oorsprong en oorzaak van vermogensongelijkheid

Piketty en Klaver leggen de oorzaak met name bij de door het neoliberalisme toegenomen globalisering. Vanuit de specifieke Amerikaanse context wekt het geen verbazing dat in het ‘White Supremacy’-rapport de slavernij als oorzaak wordt genoemd. Uit onderzoek dat Jutta Bolt, verbonden aan de universiteiten van Groningen en Lund doet naar vermogensongelijkheid in Afrika, blijkt dat de ongelijkheid per land afhangt van een aantal factoren. De ongelijkheid is groter naarmate er in het verleden meer Europese invloed in het betreffende land is geweest. Daarnaast is de ongelijkheid groter in landen waar sprake is van een kapitaalintensieve landbouw ten opzichte van landen waar sprake is van arbeidsintensieve landbouw. Ruw samengevat: commercialisering leidt tot grotere ongelijkheid. De oorzaak van ongelijkheid ligt veel verder terug in de tijd dan het Europese koloniale optreden. De Romeinse dichter Vergilius verwoordde het als volgt:

‘Vóórdat Jupiter heerste, bedwongen boeren geen akkers, zelfs verdelen van land, grond met een grensscheiding merken was niet geoorloofd, men kende gemeenschapsbezit en de aarde wekte spontaan in grotere vrijheid alles tot leven.’

Volgens Vergilius schonk Jupiter echter het dodelijk gif aan donkere slangen met voor de mensheid fatale gevolgen.

‘Kwellende arbeid, knellend gebrek in grimmige tijden overwon alles!’

Vergilius beschrijft dat onkruid verscheen op de akkers.

‘Als je niet met een schoffel dat onkruid voortdurend te lijf gaat, niet met een ratel de vogels verschrikt of schaduwen terugdringt van overlommerde grond of om regen roept in gebeden, ach, dan zul jij naar andermans voorraad vruchteloos kijken en in de bossen je hongerig troosten met schudden van eikels.’

Wat Vergilius beschrijft is de Romeinse versie van de Bijbelse verdrijving uit het paradijs. Sinds de verdrijving uit het paradijs worden sommige zielen gedreven door ‘het verlangen om uit de duisternis van de wereldse boosheid op te stijgen naar het licht van de liefde’. Wat opvalt aan het betoog van Vergilius is dat de boer met een slechte of mislukte oogst letterlijk en figuurlijk het bos werd ingestuurd en niet werd bijgestaan door boeren die wel succesvol waren geweest. Was dat de bedoeling van de verdrijving uit het paradijs? Liggen de wortels van de bestaande ongelijkheid in de verdrijving uit het paradijs? In een vorig jaar verschenen essay besteedt Marilynne Robinson aandacht aan deze kwestie aan de hand van een in 1630 verschenen toespraak van John Winthrop, getiteld ‘A Model of Christian Charity’. Winthrop was een puritein die de oversteek maakte van het oude Engeland naar Noord Amerika om daar een nieuwe maatschappij te stichten, een maatschappij die niet gebaseerd was op het in Engeland geldende bittere onderscheid tussen ‘have’ en ‘have not’. Volgens Winthrop is het onderscheid tussen rijk en arm bewust door God gecreëerd, ‘because God considers himself more honoured in dispensing his gifts to man by man, than if he did it by his own immediate hands’. Winthrop verwees in dit verband ook naar 1 Johannes, 3:17: ‘Wie in de wereld z’n bezit heeft en toekijkt terwijl zijn broeder of zuster gebrek heeft en zijn binnenste voor hem of haar sluit, hoe kan de liefde Gods in zo iemand blijven?’ Volgens Marilynne Robinson bepleitte Winthrop een ethiek van geven en een maatschappij gebaseerd op onderlinge liefde:

‘We must be willing to abridge ourselves of our superfluities, for the supply of other’s necessities’ en ‘to love and live beloved is the soul’s paradise both here and in heaven.’

Zoals Robinson aangeeft:

‘Puritan interest in attempting a return to biblical standards of life in society was not a nostalgia for an imagined past, a will to live ancient lives, but a will to reform society in keeping with the vastly more humane laws and teachings of both testaments. Scripture gave authority to a vision of equity and also grace as standards of social interaction by which Christendom had not chosen to abide.’

In de Zohar wordt ook uitgebreid ingegaan op de noodzaak of deugd van vrijgevigheid. Een arm persoon wordt vergeleken met de maan en een rijk persoon met de zon, omdat de maan voor het licht afhankelijk is van de zon. Ook wordt vrijgevigheid gelijkgesteld aan gerechtigheid (‘Tzedakah’), onder verwijzing naar Psalm 106:3: ‘Zalig wie waken over het recht, daders van gerechtigheid te allen tijde.’ Iemand die arm is, wordt gelijkgesteld aan een dode, een dode die tot leven kan worden gewekt door vrijgevigheid, onder verwijzing naar Spreuken 10:2: ‘gerechtigheid redt van de dood’. Ook in de islam wordt veel waarde gehecht aan vrijgevigheid (‘Sadaqah’). Zo staat in Soera 57:18 (‘Al-Hadid’) dat Allah de mannen en vrouwen die Sadaqah geven rijkelijk zal belonen. Toch heeft vrijgevigheid of liefdadigheid niet een universele gunstige pers. Zo merkt een romanfiguur van Dostojevski op dat de bevrediging van liefdadigheid een aanmatigende en immorele bevrediging is, de bevrediging van de rijke om zijn rijkdom, zijn macht en de vergelijking van zijn betekenis met die van iemand, die niets bezit. Liefdadigheid bederft zowel de gever als de ontvanger. ‘Liefdadigheid moet in de moderne maatschappij dan ook wettelijk verboden worden. In de toekomstige samenleving zullen er in het geheel geen arme mensen meer zijn.’ Nietzsche noemde filantropie ‘religieuze waanzin’. Ook noteerde hij: ‘christendom, revolutie, afschaffing van de slavernij, gelijke rechten, filantropie, pacifisme, rechtvaardigheid, waarheid: al deze grote woorden hebben slechts waarde in de strijd als vaandels: niet als realiteiten maar als declamatorische woorden voor iets heel anders (zelfs tegengestelds!)’. In het licht van deze passages is de aanduiding van Nietzsche als vijfde evangelist door Peter Sloterdijk mijns inziens enigszins overtrokken. Gelet op de loftrompet die Sloterdijk steekt over de door rijke Amerikanen bedreven filantropie in ‘Die nehmende Hand und die gebende Seite’ zou Sloterdijk mijns inziens zelf meer in aanmerking komen voor de titel van evangelist, zoals hierna nog zal blijken niet als vijfde maar als zesde, na Dostojevski. Sloterdijk wordt met enige regelmaat bekritiseerd om onder andere zijn bewondering voor dit soort filantropie en zijn ‘thymotisch’ gedachtenexperiment over vrijwillige belastingbetaling en in het neoliberale kamp geplaatst, maar mijns inziens is dat ten onrechte. Sloterdijks ideeën liggen eerder in het verlengde van die van Winthrop en die van de ook door Marilynne Robinson geciteerde 14e-eeuwse Engelse filosoof John Wycliffe die heeft geschreven dat ‘lords many times do wrongs to poor men by extortion and unreasonable taxes’. In de visie van Sloterdijk gedraagt de overheid zich op fiscaal gebied nog steeds als een middeleeuwse ‘lord’. Zijn thymotisch gedachtenexperiment over vrijwillige belastingbetaling is beoogd om een mentaliteitsverandering teweeg te brengen, niet alleen bij de overheid maar ook bij belastingplichtigen. Tijdens het ‘Springtime in Amsterdam’-congres heeft René ten Bos erop gewezen dat Sloterdijk’s ideeën zijn gebaseerd op empathie en in zekere zin zelfs een evangelisch karakter hebben. Volgens Ten Bos is het echter niet mogelijk om een maatschappij op empathie te baseren.

Empathie als wezenskenmerk van de nieuwe mens

De vraag is of de opvatting van Ten Bos niet aan herziening toe is. Is er inmiddels niet een voedingsbodem ontstaan waarin empathie kan ontkiemen en waaruit een nieuwe maatschappij voort kan komen? In het voorafgaande is al een aantal malen gerefereerd aan Dostojevski en Nietzsche. Nietzsche was een groot bewonderaar van Dostojevski. Zo noteerde hij: ‘Hoe bevrijdend is Dostojevski!’ En: ‘Ik ken maar één psycholoog die in de wereld heeft geleefd waar het christendom mogelijk is, waar op elk moment iemand als Christus kan ontstaan. (...) Dat is Dostojevski. Hij heeft Christus aangevoeld.’ En tot slot: ‘Dostojevski, overigens de enige psycholoog van wie ik iets heb kunnen leren, behoort tot de mooiste dingen die me in het leven ten deel zijn gevallen.’ De ‘nieuwe mens’ waar Nietzsche zich mee bezighield en die zou moeten ontstaan na de door hem geconstateerde ‘dood van God’, vormt ook een terugkerend thema in het werk van Dostojevski. Volgens Sloterdijk hielden zowel Nietzsche als Dostojevski zich bezig met ‘godsdienstpsychologische springstof’. In een roman van Dostojevski wordt opgemerkt:

‘Er zal een nieuwe mens komen, gelukkig en trots. Wie het totaal onverschillig zal wezen of hij wel of niet leeft, zó zal de nieuwe mens zijn. Wie pijn en angst overwint, zal zelf een god zijn. Maar die andere God zal niet meer bestaan.’

In zijn dagboeken voerde Dostojevski een figuur genaamd ‘de paradoxist’ op die de ondergang van de bourgeoisie aankondigde waarna er een vernieuwing van het mensdom plaats zou vinden. De mensen zouden het land in communaal grondbezit verdelen en dan zou het mensenleven in de Tuin zijn aanvang nemen.

‘In de Tuin zal het mensdom zich vernieuwen, door de Tuin zal het zich veredelen.’

Dostojevski was een groot criticus van het kapitalisme. In 1862 bezocht hij Londen en Parijs en was gedesillusioneerd door wat hij aantrof. In ‘Europa’ zag hij een scheiding in de maatschappij, waar de top zich heeft afgescheiden van bodem, volk en nationaliteit, voor wie bodem en nationaliteit niet meer bestaan en voor wie nationaliteit nog slechts een bepaald belastingsysteem is. Volgens hem had Europa, althans voor zover het de hoogste vertegenwoordigers van haar denken betrof, Christus afgezworen. Dat Amerika een ‘vrij land’ was waar ‘vrije arbeid’ mogelijk was, beschouwde hij als nonsens. Het politieke socialisme was echter ook niet aan hem besteed. Volgens hem bestond het politieke socialisme alleen in het verlangen naar een algemene plundering van alle bezitters door de niet-bezittende klassen en vervolgens: ‘wie dan leeft dan zorgt’. Volgens hem ligt in nietsdoen geen geluk, stompt zonder arbeid het denken af, kan men zijn naaste niet liefhebben wanneer men hem geen offer brengt uit eigen arbeid, is het onwaardig om alles in het leven cadeau te krijgen en ligt het geluk niet in het geluk zelf maar alleen in het nastreven van het geluk. Wanneer alle rijken hun bezittingen onder de armen zouden verdelen, zou dat toch niet meer dan een druppel in de oceaan zijn. Daarom moet men zich meer bekommeren om het innerlijke licht, om de wetenschap en om de versterking van de liefde. Dan zal de rijkdom werkelijk toenemen, en wel de ware rijkdom want rijkdom ligt niet in gouden gewaden maar in de vreugde om de algemene vereniging en in het vaste vertrouwen van de enkeling dat allen hem en zijn kinderen in geval van nood te hulp zullen komen. In het tegenwoordige wereldbeeld ziet men bandeloosheid voor vrijheid aan terwijl de ware vrijheid alleen in de overwinning van zichzelf en zijn eigen wil bestaat. De bandeloosheid van begeerten leidt alleen tot slavernij. Daarom ziet bijna de hele tegenwoordige wereld de vrijheid in financiële zekerheid en in wetten die die financiële zekerheid garanderen. Ik heb geld en kan dus alles doen wat ik wil; ik heb geld en zal dus niet ten onder gaan en hoef aan niemand hulp te vragen: en aan niemand hulp te hoeven vragen is de hoogste vrijheid. En toch is dat in werkelijkheid geen vrijheid maar alleen slavernij, slaafse afhankelijkheid van geld. Integendeel, de hoogste vrijheid bestaat niet in het vergaren van rijkdommen en het zich door geld beveiligen maar in het ‘verdelen van je bezit en gaan werken voor allen’. Wanneer een mens tot zoiets in staat is, wanneer hij in staat is zichzelf te overwinnen – is hij dan niet vrij? Dat is immers de hoogste manifestatie van zijn vrije wil! Vervolgens: wat verstaat men in de tegenwoordige beschaafde wereld onder gelijkheid? Een na-ijverig elkaar controleren, verwatenheid en afgunst. Voor u de mensen predikt wat zij moeten doen moet u beginnen uzelf ten voorbeeld te stellen. Komt zelf uw eigen voorschrift na en allen zullen u volgen. Ik begrijp niet wat daar voor utopisch en onmogelijks aan is. De hoofdzaak is: heb anderen lief als jezelf, dat is de hoofdzaak en dat is alles, verder is er eigenlijk niets nodig.

Empathie en thymos

Het gedachtenexperiment van Sloterdijk om vrijwillig belasting te betalen wordt door hem als ‘thymotisch’ gedachtenexperiment aangeduid. Hij verwijst daarmee naar de opvatting van Plato dat de menselijke ziel uit drie delen bestaat: eros of hebzucht, ratio en thymos, de wil om te geven. Deze driedeling komt mijns inziens ook naar voeren in Dostojevski’s bekendste roman, ‘De Gebroeders Karamazov’. De oudste broer, Dimitri, staat voor hebzucht. Dimitri gaat ten onder aan losbandig gedrag, maakt ruzie met zijn vader over een erfenis en wordt uiteindelijk (ten onrechte) veroordeeld voor de moord op zijn vader. De roman eindigt met plannen om Dimitri naar Amerika te laten ontsnappen. De middelste broer, Iwan, staat voor de kille, nihilistische ratio. Volgens hem is het onmogelijk je naaste lief te hebben. Naastenliefde gaat zijn verstand te boven. Hij is de opsteller van het poëem ‘De Groot-Inquisiteur’ waarin Christus de brandstapel wacht na terugkomst op aarde in de tijd van de inquisitie. Aan het eind van de roman wordt Iwan geestesziek, een lot dat trouwens ook Nietzsche wachtte in januari 1889. De jongste broer, Aleksej, staat voor de thymos. Aleksej heeft een ‘cosmic intuition of the secret harmony linking the earth with the starry heavens and other worlds’. Aleksej staat onder de invloed van zijn geestelijk leidsman, de in een klooster verblijvende ‘starets’ Zosima. Zosima draagt Aleksej op om uit het klooster te vertrekken en de wereld in te gaan omdat hij daar meer nut zal afwerpen dan in het klooster. Joseph Frank heeft erop gewezen dat Zosima de spreekbuis is van Dostojevski’s eigen moreel-sociale opvattingen. Het verhaal van Aleksej over het leven van Zosima vormt volgens hem dan ook een cruciaal onderdeel van de roman. In dit verhaal levert Zosima een kritiek op de maatschappij die ook tegenwoordig nog als een actuele kritiek op de globalisering en de consumptiemaatschappij kan worden gelezen:

‘Men tracht ons ervan te overtuigen dat de wereld hoe langer hoe meer één wordt en dat er een broederlijke samenleving tot stand komt doordat de afstanden niet zo groot meer zijn en we de ideeën als het ware door de lucht overplanten. Maar gelooft niet aan een dergelijke eenwording van de mensen. Zij die de vrijheid zien als een vermeerdering van de begeerten gevolgd door een vlugge bevrediging, verminderen hun menselijke natuur want zij wakkeren allerlei absurde en domme verlangens, gewoonten en de meest idiote fantasieën in zich zelf aan. Hun leven is niets dan nijd, dan vleselijke wellust en ijdel vertoon.’

De boodschap van Zosima is simpel:

‘Denk er vooral aan dat je niemands rechter kunt zijn. Want niemand op aarde kan rechter zijn over een misdadiger voor hij zelf inziet net zo’n misdadiger te zijn als degene die voor hem staat en dat hij misschien eerder dan alle anderen schuld draagt aan diens misdaad.’

Die schuld vloeit voort uit het feit dat je voor de boosdoeners een lichtend voorbeeld had kunnen zijn, maar dat niet bent geweest. Je had dan ook anderen de weg gewezen en de misdadiger had misschien zijn misdaad niet begaan. Zelfs als je een lichtend voorbeeld bent en niet wordt gevolgd, blijf dan toch vasthoudend. Jouw lichtend voorbeeld zal ook niet na je dood verdwijnen.

‘De rechtvaardige gaat heen maar zijn licht blijft schijnen. (…) Werk voor het grote geheel, werk voor de toekomst. Zoek nooit beloningen, want je beloning is ook zo al groot genoeg op deze aarde. Zij bestaat uit de geestelijke vreugde die alleen de rechtvaardige maar vindt. (…) Overdek de aarde met je kussen en heb haar lief, heb alles en iedereen lief met een onuitputtelijke, onverzadigbare liefde, zoek de extase en de verrukking van de liefde. (…) Schaam je niet voor die die overmatige verrukking, stel die integendeel hoog, want het is een grote gave van God die aan weinigen, aan de uitverkorenen alleen, gegeven wordt.’

Aleksej vertaalt dit aldus: ‘Probeer niet als de rest te zijn: al zou u ook de enige zijn die anders was, probeer het toch!’

Fiscale coronamaatregelen langs de empathische meetlat

De coronacrisis heeft tot een groot aantal maatregelen en aangekondigde maatregelen geleid. Met betrekking tot het generieke steunpakket voor het bedrijfsleven, bijvoorbeeld de NOW-maatregelen en de ruime mogelijkheden tot uitstel van betaling, kan worden gesteld dat het door Sloterdijk geschetste beeld van ‘Die nehmende Hand und die gebende Seite’ is getransformeerd in ‘Die gebende Hand und die nehmende Seite’. Met empathie of naastenliefde heeft dit echter niets van doen. Het is de vrucht van een koele, rationele, economische afweging. Zonder overheidsingrijpen zou de schade voor de schatkist waarschijnlijk vele malen hoger uitvallen. Ook het Nederlandse optreden jegens de zuidelijke EU-landen is niet bepaald empathisch te noemen.

Staatssecretaris Vijlbrief heeft in het kader van de coronacrisis een aantal maatregelen aangekondigd die al de nodige kritiek hebben opgeroepen. Dit geldt bijvoorbeeld voor zijn plan om de aftrekbeperking van artikel 15b Wet VpB 1969 aan te scherpen. Mijns inziens zou juist deze maatregel een mooie aanleiding kunnen vormen om een thymotisch experiment in de geest van Sloterdijk te introduceren. Biedt de belastingplichtige die als gevolg van deze maatregelen zijn belastinglast ziet stijgen ten opzichte van de situatie dat artikel 15b Wet VpB 1969 ongewijzigd zou zijn gebleven de mogelijkheid om aan te geven aan welk doel de extra belastingopbrengst door de overheid besteed moet worden.

Op 19 juni jl. kondigde staatssecretaris Vijlbrief aan dat aan de toekenning van individuele steun fiscale voorwaarden gesteld gaan worden, inhoudend dat:

  1. deelnemingen (direct en indirect) en de directe aandeelhouders van het bedrijf niet zijn gevestigd in een laagbelastende jurisdictie;
  2. de Nederlandse vestigingen van het bedrijf dat om steun verzoekt geen renten of royalty’s betalen aan vestigingen van het concern in laagbelastende jurisdicties.

In het FD wees Dennis Weber erop dat deze voorwaarden strijd opleveren met het EU-recht, meer in het bijzonder de vrijheid van kapitaalverkeer. Bij die kritiek kunnen wel wat kanttekeningen worden geplaatst, zoals ook werd gedaan in het redactioneel commentaar van het FD: ‘Van bedrijven die solidariteit van de samenleving vragen, mag iets worden terugverwacht.’ De Franse socioloog Mauss heeft erop gewezen dat het in ontvangst nemen van een gift ook verplichtingen met zich brengt. De ontvanger is verplicht om via een gift terug te geven. Maar het stellen van harde tegenprestaties draagt niet bij aan zelfreflectie aan de zijde van de ontvanger. Het doen van suggesties, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, enz. doet een beroep op de empathie aan de zijde van de ontvanger omdat het tot nadenken dwingt. De huidige antipathie van Nederland tegen laagbelastende jurisdicties blijkt ook uit de aangekondigde maatregel om ingaande 2024 een conditionele bronheffing op dividenden in te voeren op dividenduitkeringen aan laagbelastende jurisdicties. Bij de Nederlandse kritiek op laagbelastende jurisdicties zou het passen dat men de woorden van Dostojevski uit De Gebroeders Karamazov ter harte zou nemen. Is Nederland niet zelf schuldig aan het bestaan van laagbelastende jurisdicties? Had Nederland hun niet veel eerder het goede voorbeeld moeten geven? Is er geen ruimte voor empathie met die jurisdicties? Is het een toeval dat veel laagbelastende jurisdicties voormalige kolonies zijn? Wat gaan we doen om de bevolking van die jurisdicties te helpen als onze maatregelen ertoe leiden dat de weinige economische activiteit uit die jurisdicties gaat verdwijnen? Zouden we de opbrengst van de conditionele bronheffingen alsmede van de ATAD-maatregelen daarvoor niet in kunnen zetten? En wat gaat het bedrijfsleven doen? Geruisloos vertrekken uit die jurisdicties? Dat brengt mij bij het aangekondigde vertrek van het Nederlandse hoofdkantoor van Unilever. In het NRC van 29 juni jl. bepleit Jeroen Smit een wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965 zodat Nederland nog even voor de laatste keer dividendbelasting kan heffen over de winstreserves die buiten het bereik van de Nederlandse dividendbelasting zullen gaan belanden. Wetstechnisch lijkt mij dat een hele uitdaging. Zou het echter niet van enorm corporate social responsible of Sloterdijkiaans thymotisch gedrag van Unilever getuigen als de onderneming in het kader van het vertrek van het hoofdkantoor uit Nederland vrijwillig een bedrag aan de Nederlandse schatkist zou overmaken, onder vermelding van ‘Ik heb u lief, mijn Nederland’, een strofe uit het niet meer in de huidige tijdgeest passende lied ‘Waar de blanke top der duinen’? Wat een Dostojevskiaans lichtend voorbeeld voor andere multinationals zou dat opleveren! De overheid zou het geld kunnen storten in een ‘Paul Polman-fonds’ waarmee initiatieven in de geest van de voormalige topman van Unilever zouden kunnen worden gefinancierd.

Tot slot

Al deze utopische bespiegelingen zullen echter waarschijnlijk geen realiteit worden. Het is onwaarschijnlijk dat de COVID-19-pandemie een ‘game changer’ is. Business as usual ligt in het verschiet. Voorstanders van een game change bevinden zich in dezelfde positie als de hoofdpersoon van een song van Coldplay: ‘She’d dream of para-para-paradise.’ Piketty en Klaver zullen steun kunnen vinden in hetgeen tegen Dimitri Karamazov werd gezegd: rijkaards gaan naar de hel.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Auteur(s)
mr. F. van Horzen
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF Opinie 2020/23
Judoreg
NFB3544
Publicatiedatum
5 juli 2020

Naar de bovenkant van de pagina