Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Op 29 juni 2020 heeft X (belanghebbende) een verzoek gedaan om een voorlopige aanslag IB/PVV 2019 op te leggen naar een verzamelinkomen van € 268.719 (hierna: het verzoek). De Inspecteur heeft bij brief van 15 oktober 2020 aangekondigd dat hij het verzoek niet in behandeling neemt omdat de datum voor het doen van aangifte ten tijde van het indienen van het verzoek was verstreken.

Op 8 januari 2021 heeft X de aangifte IB/PVV 2019 ingediend naar een verzamelinkomen van € 268.717.

Met dagtekening 5 maart 2021 is de definitieve aanslag IB/PVV 2019 aan X opgelegd conform de ingediende aangifte. Bij gelijktijdige beschikking is een bedrag van € 2.366 aan belastingrente in rekening gebracht.

Tussen partijen is in geschil of de belastingrente terecht en tot het juiste bedrag in rekening is gebracht.

In artikel 13, lid 5, onderdeel c, AWR, is bepaald dat de Inspecteur kan afzien van het opleggen van een voorlopige aanslag, indien de belastingplichtige niet of niet binnen de gestelde termijn aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan.

De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat het verzoek van X geautomatiseerd is afgedaan, omdat het systeem van de Belastingdienst verzoeken om voorlopige aanslagen automatisch afwijst indien deze zijn ingediend na 1 mei van het jaar waarin de aangifte IB/PVV ingediend moet zijn. Ten tijde van het verzoek was X echter niet uitgenodigd tot het doen van aangifte, zodat in het geval van X (nog) geen sprake was van een voor hem geldende indieningstermijn. De Inspecteur had het verzoek dan ook niet geautomatiseerd mogen afwijzen. De Inspecteur heeft niet de vereiste zorgvuldigheid betracht die in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van hem mocht worden gevergd. De Rechtbank oordeelt dat de belastingrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel gematigd dient te worden. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de belastingrente verminderd dient te worden tot een bedrag van € 63.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
14 juli 2022
Rolnummer
21/6092
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:7016
NLF-nummer
NLF 2022/1544
Aflevering
11 augustus 2022
bwbr0002320&artikel=13&lid=5,bwbr0002320&artikel=13&lid=5

Naar de bovenkant van de pagina