Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft een verzoek ingediend voor herziening van de vastgestelde Toeslagen over 2017 en 2018 (kinderopvangtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget) en de bijbehorende terugvorderingen. De Dienst Toeslagen wees dit verzoek af en verklaarde het bezwaar ongegrond. Hoewel een deel van de terugvorderingen via een schuldenregeling is afgeboekt en het restant is kwijtgescholden, bleef er onduidelijkheid over de kwijtschelding voor 2018. In de kern draait het geschil om de vraag of de Dienst de (ex-)echtgenoot van X terecht als haar toeslagpartner heeft aangemerkt voor de periode 1 januari 2018 tot 1 september 2018.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het vasthouden aan de datum van het echtscheidingsverzoek in deze zaak onevenredig is. Hoewel de scheiding pas op 27 augustus 2018 is aangevraagd, tonen authentieke documenten aan dat X vanaf 28 december 2017 feitelijk geen partner meer was van haar ex-echtgenoot. Zij heeft destijds de Dienst Toeslagen geïnformeerd over haar situatie, en uit de basisregistratie personen (BRP) blijkt dat zij en haar zoon op die datum op een ander adres stonden ingeschreven. Bovendien was de scheiding vertraagd door een lang mediationtraject, buiten de schuld van X.
De Rechtbank erkent de bijzondere omstandigheden waarin X verkeerde, waaronder financiële en emotionele stress door de scheiding. Zij moest drie jaar lang maandelijks € 260 aflossen op de terugvorderingen, terwijl zij voortdurend bezwaar maakte tegen het aanmerken van haar ex-partner als toeslagpartner in 2018.
De Rechtbank concludeert dat de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn en de Dienst de besluiten tot terugvordering voor 2018 moet herzien.

Metadata

Rubriek(en)
Toeslagen
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
5 juli 2024
Rolnummer
23/1815
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2024:2561
bwbr0018472&artikel=3&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina