Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(54)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak heeft de eigenaar van een eigen woning in 2005 de blote eigendom van de ondergrond van die woning verkocht aan een bank voor € 880.000 euro en heeft de bank aan de eigenaar een eeuwigdurend erfpachtrecht op die grond toegekend.
De jaarlijkse erfpachtcanon bedraagt de eerste tien jaar € 99.312,36 en daarna € 19.662,47.
Volgens de inspecteur zijn de in de jaren 2005, 2006 en 2007 betaalde erfpachtcanons niet aftrekbaar.
Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam waren het hiermee eens.
Het Hof heeft geoordeeld dat het economische resultaat van de met de bank gesloten overeenkomst gelijk is aan dat van een annuïteitenlening.
Voorts heeft het Hof geoordeeld dat aftrek van de volledige erfpachtcanons niet aanvaardbaar is qua economisch resultaat en ook in strijd is met de strekking van artikel 3.120, lid 1, letter b, Wet IB 2001.
Daarom is ten hoogste het rentebestanddeel in iedere erfpachtcanon aftrekbaar, aldus het Hof.
De aflossingscomponent in de periodieke betalingen komt niet voor aftrek in aanmerking.
De Hoge Raad acht deze oordelen juist.
Het Hof heeft verder - in cassatie onbestreden - vastgesteld dat de eigenaar het ontvangen bedrag van € 880.000 niet heeft aangewend ter verwerving, verbetering of het onderhoud van de onroerende zaak.
Op grond daarvan heeft het Hof volgens de Hoge Raad terecht geoordeeld dat ook het rentebestanddeel in de periodieke betalingen niet aftrekbaar is.
Het cassatieberoep van de eigenaar wordt ongegrond verklaard.
Anders: A-G Niessen.

Metadata

Belastingtijdvak
2005, 2006, 2007
Instantie
HR
Datum instantie
10 oktober 2014
Rolnummer
13/02758
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:2927
bwbid=bwbr0&artikel=3.120

Naar de bovenkant van de pagina