Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak is in geschil of X (belanghebbende) recht heeft op een hogere aftrek wegens specifieke zorgkosten.

Rechtbank Den Haag heeft volgens Hof Den Haag terecht geoordeeld dat X ten aanzien van de opgevoerde kosten voor zijn constitutioneel eczeem niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. De Rechtbank heeft hierbij verwezen naar een procedure over het jaar 2017, waarin reeds is beslist dat de kosten van natuurlijke middelen om eczeemklachten te verlichten niet voor aftrek in aanmerking komen, omdat de producten niet op voorschrift van een arts zijn aangeschaft en ook niet als andere hulpmiddelen kunnen worden beschouwd.

De in hoger beroep ingebrachte medische stukken leiden niet tot een ander oordeel, omdat uit die stukken slechts de aard van de aandoening blijkt. X heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat de natuurlijke middelen (shampoo, oliën en zeep) zijn voorgeschreven door een arts als bedoeld in artikel 6.17, lid 1, onderdeel c, Wet IB 2001. X heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de uitgaven bij biologische supermarkten zijn gedaan voor hulpmiddelen van een zodanige aard dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt als bedoeld in artikel 6.17, lid 1, onderdeel d, Wet IB 2001. Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
26 oktober 2022
Rolnummer
22/00126
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:2136
NLF-nummer
NLF 2022/2341
Aflevering
1 december 2022
bwbr0011353&artikel=6.17,bwbr0011353&artikel=6.17

Naar de bovenkant van de pagina