Direct naar content gaan

Samenvatting

Uitvaartverzekeraar X (belanghebbende) maakt deel uit van een groep. C, een andere verzekeraar van de groep, stond sinds 1 april 2014 onder curatele van DNB en X sinds 3 juni 2015. Door een beslissing van Rechtbank Amsterdam van 15 mei 2017, genomen op verzoek van DNB, is de groep gedwongen om C voor een bedrag van € 1 aan een derde te verkopen. De situatie die tot de benoeming van de curator heeft geleid is aanleiding geweest om ook (de onderneming van) X te verkopen. Een koper is gevonden in bedrijf F. De verkooptransactie is vormgegeven door de onderneming van X af te splitsen naar een door de koper nieuw opgerichte vennootschap tegen uitreiking van één aandeel en daaropvolgend de verkoop van dit aandeel aan de koper. Daaraan voorafgaand zijn de herverzekeringen afgewikkeld. Bij de afsplitsing zijn de aansprakelijkheden voor mogelijke belastingschulden in X achtergebleven.

Op het verzoek van X heeft de Inspecteur bij beschikking van 24 november 2017 beslist dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voorgelegde juridische splitsing (afsplitsing) niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.

Dat achtte Rechtbank Gelderland onterecht. Volgens de Rechtbank zijn voldoende zakelijke overwegingen aangevoerd voor de afsplitsing. De Inspecteur heeft daarop hoger beroep ingesteld.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de keuze voor de weg van de afsplitsing door zakelijke overwegingen is ingegeven. Hij maakt niet aannemelijk dat de door hem genoemde voordelen van de afsplitsing ten opzichte van een – meest voor de hand liggende – activa-passivatransactie zich in het onderhavige geval daadwerkelijk voordoen.

X dient dan, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 14 januari 2022 (21/01170, ECLI:NL:HR:2022:17), aannemelijk te maken dat de wijze waarop de transactie is vormgegeven (afsplitsing) niet als hoofddoel belastingontwijking heeft. Hij slaagt hierin niet. Het Hof acht de afsplitsing een kunstmatige en enkel door fiscale overwegingen, namelijk het uitstellen van de heffing van vpb, ingegeven alternatief voor de activa-passivatransactie.

Het hoger beroep van de Inspecteur is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
27 september 2022
Rolnummer
20/01107
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:8228
Auteur(s)
mr. dr. E. Boomsluiter
Erasmus Universiteit
NLF-nummer
NLF 2022/2081
Aflevering
27 oktober 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5289
bwbr0002672&artikel=14&lid=4,bwbr0002672&artikel=14a&lid=6,bwbr0002672&artikel=14a&lid=6

Naar de bovenkant van de pagina