Vergoeding/prijs voor deelname televisieprogramma geen loon uit dienstbetrekking
undefined, 15 april 2020
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(13)
- Jurisprudentie(178)
- Commentaar NLFiscaal(6)
- Literatuur(12)
- Recent(4)
- Kennisgroepstandpunt(14)
- Annotatie wetsgeschiedenis NLFiscaal(1)
Samenvatting
X (belanghebbende) heeft in 2016 deelgenomen aan een televisieprogramma. Hij heeft daartoe een deelnemersovereenkomst gesloten met de producent van het programma (hierna: Y).
In het programma zijn de deelnemers in twee teams verdeeld. De teams zijn de strijd met elkaar aangegaan om te zien wie het beste in staat is om te overleven in een omgeving die zich laat omschrijven als ‘puur natuur’. Het doel was om het zo lang mogelijk te redden zonder hulp van buitenaf. Het programma is opgenomen in het buitenland. Uiteindelijk heeft het team van X gewonnen.
De prijs van € 80.000 bruto is onder de deelnemers, waaronder X, verdeeld (€ 26.666 per persoon). Verder is aan iedere deelnemer een eenmalige vergoeding van € 1.250 bruto toegekend. Hierdoor heeft X in totaal € 27.916 bruto ontvangen. Y heeft hierop € 12.180 aan loonheffing ingehouden en afgedragen.
In geschil is of het van Y ontvangen bedrag bij de aanslag IB/PVV 2016 terecht is aangemerkt als loon uit (privaatrechtelijke) dienstbetrekking. De Inspecteur heeft desgevraagd verklaard niet subsidiair het standpunt in te nemen dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat uit de deelnemersovereenkomst volgt dat X verplicht is geweest om persoonlijk arbeid te verrichten voor Y. Voorts was sprake van een gezagsverhouding tussen Y en X. Er was echter geen sprake van een verplichting tot het betalen van loon door Y. De vergoeding van € 1.250 is volgens de Rechtbank niet gekoppeld aan of afhankelijk van de door de deelnemers verrichte arbeid. Dit geldt ook voor de prijs die door X is gewonnen (€ 26.666). X heeft op grond van de deelnemersovereenkomst slechts een voorwaardelijk recht op de prijs. Het is geen vergoeding voor bedongen arbeid.
De Rechtbank concludeert dat niet aan alle voorwaarden voor een dienstbetrekking is voldaan. Het van Y ontvangen bedrag is ten onrechte tot het belastbare inkomen gerekend.
Dit is naar mijn mening een bijzondere uitspraak. Niet zozeer vanwege de uitkomst, maar vanwege de wijze waarop de Rechtbank tot haar oordeel is gekomen.
Bij deelname aan televisieprogramma’s en de arbeidsverhouding van de deelnemers denk ik altijd – net als velen – aan het Gouden Kooi-arrest. Voor de vraag of belanghebbende tot A bv in een zodanige privaatrechtelijke dienstbetrekking stond, is maatgevend of tussen beiden sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Een arbeidsrelatie moet voldoen aan de drie constitutieve eisen om van een dienstbetrekking te kunnen spreken. Deze zijn: persoonlijke arbeid, loon en gezag. Bij de beantwoording van de vraag of de rechtsverhouding tussen partijen als zodanig dient te worden aangemerkt, moet worden getoetst of de inhoud van die rechtsverhouding voldoet aan de criteria die gelden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien worden en dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stonden, maar dient ook acht te worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun overeenkomst en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Deze overweging uit het Gouden Kooi-arrest is op zijn beurt weer ontleend aan het Groen/Schoevers-arrest.
In de onderhavige zaak heeft de Rechtbank de relatie tussen belanghebbende en het televisieprogramma getoetst aan het civielrechtelijke begrip ‘arbeidsovereenkomst’ zoals neergelegd in artikel 7:610 BW. Volgens de Rechtbank verricht belanghebbende in gezagsverhouding persoonlijke arbeid. Er is echter geen sprake van een dienstbetrekking, omdat volgens de Rechtbank geen sprake is van loon.
BRON
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
belanghebbende, wonende te woonplaats, belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.982 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.012 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.66.01).
1.2. Bij uitspraak op bezwaar van 11 april 2019 heeft de inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 23 mei 2019, ontvangen door de rechtbank op 24 mei 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 47.
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2020 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar echtgenoot en haar gemachtigde mr. drs. W.A.M.P. Mommers, verbonden aan Kalb Belastingadviseurs te Valkenswaard, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
2. Feiten
2.1. Belanghebbende heeft in 2016 deelgenomen aan het programma ‘ [programma] ’. Belanghebbende heeft daarvoor op 5 januari 2016 een deelnemersovereenkomst gesloten met [A BV] , zijnde de producent van het programma (hierna: de deelnemersovereenkomst). In deze deelnemersovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
“(…)
IN OVERWEGING NEMENDE DAT:
(…)
c. de Deelnemer zich heeft opgegeven voor het Programma en door [A BV] vervolgens is uitgenodigd om als deelnemer aan het Programma mee te doen en de Deelnemer deze uitnodiging heeft aanvaard.
(…)
e. het uitdrukkelijk niet de bedoeling van partijen is door middel van het sluiten van deze Overeenkomst een arbeidsovereenkomst te sluiten. In dit verband realiseert de Deelnemer zich dat de beschermende bepalingen van het arbeidsrecht derhalve geen toepassing vinden;
(…)
ARTIKEL 1 – Het Programma
1.1. Het Programma wordt geproduceerd in het adventure reality genre en heeft als uitgangspunt een groep deelnemers , waaronder de Deelnemer, die gedurende een door [A BV] nader te bepalen periode verblijft op één of meerdere locaties in het buitenland waarvan 24/7 opnamen kunnen worden gemaakt. (…)
Het Format, de periode(n), locatie(s), opdrachten, in te zetten fictieve bedragen, de te winnen prijs in natura etc. worden alleen door [A BV] vastgesteld en waar nodig gewijzigd.
(…)
[A BV] informeert de Deelnemer bij deze dat de Zendgemachtigde zich te allen tijde het recht voorbehoudt om wijzigingen in de programmaplanning aan te brengen. Dit betekent onder andere dat het gehele Programma kan komen te vervallen, of op ander data, en/of tijdstippen kan worden uitgezonden en/of herhaald, en/of anderszins openbaar kan worden gemaakt.
(…)
1.4
De beslissing omtrent het geheel, gedeeltelijk of geheel niet uitzenden van de Prestatie van de Deelnemer berust alleen bij [A BV] en de Zendgemachtigde.
ARTIKEL 2 – Deelname aan het Programma
(…)
2.2. De Deelnemer verklaart op de hoogte te zijn van de Regels en gaat daarmee onvoorwaardelijk akkoord, alsmede met alle in redelijkheid door [A BV] te maken schrappingen, aanvullingen en/of wijzigingen in de Regels. Het is uitsluitend aan [A BV] hoe te handelen in onvoorziene omstandigheden. Onder onvoorziene omstandigheden wordt mede begrepen overmacht, omstandigheden waarvoor de Regels geen uitsluitsel bieden, omstandigheden waarbij sprake is van een technisch manco, etc.
(…)
2.10. Deelnemer garandeert volledig beschikbaar te zijn gedurende de volledige opnameperiode (inclusief trainingsweekend in Nederland), tijdig te verschijnen op de dagen van vertrek naar het buitenland en terugkeer naar Nederland en deel te nemen aan het Programma, eea voor zover de Deelnemer het Programma niet conform de Regels heeft verlaten, of [A BV] de Deelnemer heeft verzocht zijn/haar deelname te staken. Tevens garandeert de Deelnemer tijdig te verschijnen en deel te nemen aan alle door [A BV] in het kader van het Programma gegeven opdrachten en activiteiten, tenzij dit in redelijkheid niet van de Deelnemer kan worden gevraagd.
2.11. De Deelnemer verschaft aan [A BV] alle informatie welke noodzakelijk kan zijn voor de selectie van de Deelnemer ten behoeve van deelname aan het Programma, de productie, de opnamen alsmede de promotie van het Programma. Onder de informatie wordt tevens begrepen medische gegevens en eventuele veroordelingen met betrekking tot strafbare feiten. In dit kader is [A BV] gerechtigd en verleent de Deelnemer onherroepelijke toestemming om o.a. een antecedentenonderzoek uit te (laten) voeren. Het al dan niet opzettelijk door de Deelnemer achterhouden van de hiervoor bedoelde informatie dan wel het verstrekken van onjuiste en/of niet volledige informatie kan voor [A BV] een reden zijn om de Deelnemer uit te sluiten van (verdere) deelname aan het Programma. De Deelnemer vrijwaart [A BV] en de Zendgemachtigde voor negatieve publiciteit over (mogelijk) verzwegen informatie.
2.12. Het is de Deelnemer verboden tijdens de opnamen van het Programma op eigen initiatief handels-, merk-, en/of bedrijfsnamen te noemen, noch daarnaar op directe of indirecte wijze te verwijzen. De Deelnemer mag gedurende zijn/haar deelname aan het Programma niet op eigen initiatief identificeerbare merken zichtbaar dragen.
(…)
2.15. De Deelnemer ziet af van enig recht om zijn/haar deelname aan het Programma eenzijdig te beëindigen of op te schorten, tenzij zich een van de volgende omstandigheden voordoet:
- het overlijden van een eerstegraads familielid van de Deelnemer;
- een medische reden (bevestigd door een dokter ingeschakeld zijdens [A BV] ) maakt dat deelname door de Deelnemer niet langer verantwoord is;
- een gebeurtenis welke mede naar het oordeel van [A BV] maakt dat een deelname niet langer in redelijkheid van de Deelnemer kan worden verlangd.
2.16. De Deelnemer is er mee bekend dat zijn/haar deelname aan het Programma van beperkte duur kan zijn, de Deelnemer kan door het spelverloop reeds in een vroeg stadium uit het Programma worden verwijderd en daarmee belet worden van verdere deelname. Deelnemer heeft geen recht op vergoeding van schade en/of andere compensatie indien zijn/haar deelname aan het Programma van kortere duur is dan de volledige opname periode. Ook in het geval van stopzetting van de productie van het Programma of in het geval van een zgn. tussentijdse beëindiging kan [A BV] te allen tijde een beroep doen op dit artikel.
2.17. Met inachtneming van het bepaalde in lid 11 en lid 18 van dit artikel is het [A BV] te allen tijde toegestaan om vanwege haar moverende redenen de Deelnemer uit te sluiten van (verdere) deelname aan het Programma waarbij [A BV] aan de Deelnemer de reden voor uitsluiting zal aangeven.
2.18. [A BV] kan verschillende sancties opleggen als de Deelnemer deze Overeenkomst, de Regels en/of aanwijzingen van [A BV] niet tijdig en/of niet correct nakomt, zulks ter beoordeling van [A BV] . De sancties kunnen onder meer omvatten, maar zijn niet beperkt tot de volgende maatregelen:
- het uitdelen van waarschuwingen;
- het inhouden van (een deel van) de vergoeding en/of (een deel van de mogelijk ter beschikking gestelde) prijs;
- het uitdelen van een boete, zoals nader omschreven in de Overeenkomst;
- (onmiddellijke) uitsluiting van (verdere) deelname aan het Programma. In dat geval zal, naar keuze van [A BV] , eventueel ook de deelnemende partner van de Deelnemer (onmiddellijk) worden uitgesloten van (verdere) deelname aan het Programma.
Indien [A BV] besluit tot het opleggen van één of meerdere sanctie(s), is [A BV] op geen enkele wijze gehouden tot enige schadevergoeding jegens de Deelnemer.
ARTIKEL 3 – Duur van de Overeenkomst
3.1. Deze Overeenkomst gaat in op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst en wordt aangegaan voor de duur van de gehele opnameperiode plus een additionele periode van drie (3) maanden startend twee (2 weken) voor de dag van de eerste uitzending van de eerste aflevering van het Programma (hierna te noemen: de “Periode”). De Overeenkomst eindigt van rechtswege bij het einde van de Periode.
3.2. Na het einde van de Periode en/of een tussentijdse beëindiging van de Overeenkomst blijven de volgende artikelen onverkort gelden: de artikelen 5, 6, 7, 8, 9, 10 alsmede alle bepalingen waarin garanties en/of vrijwaringen zijn opgenomen en voort alle in de Overeenkomst opgenomen bepalingen omtrent door [A BV] verkregen exploitatierechten en onderliggende rechten, zodat [A BV] onbeperkt kan blijven exploiteren en/of dergelijke rechten aan anderen kan verlenen of overdragen.
ARTIKEL 4 – Vergoedingen
4.1. Door zijn/haar deelname aan het Programma ontvangt de Deelnemer een eenmalige bruto vergoeding van € 1.250,- (zegge: twaalfhonderdvijftig Euro).
4.2. Tevens maakt de Deelnemer kans op een prijs in natura. De invulling, de grootte en de toewijzing van de prijs in natura zal worden bepaald door het spelverloop en de prestaties van de deelnemers. Aan het eind van de opnameperiode zal ofwel [team A] ofwel [team B] het winnende team blijken te zijn, eea vast te stellen aan de hand van het fictieve eindbedrag (hierna te noemen: “Fictieve Eindbedrag”) per team. De winnende deelnemer dient de prijs in natura, naar keuze van [A BV] , al dan niet te delen met de andere winnende deelnemer(s). [A BV] zal tot het einde van het Programma gerechtigd zijn de prijs in natura aan te passen.
4.3. Het in lid 1 genoemde bedrag alsmede het in lid 2 genoemde Fictieve Eindbedrag zijn bruto bedragen. Dat betekent dat alle belastingen die van toepassing zijn, eerst in mindering worden gebracht. M.b.t. het in lid 1 genoemde bedrag: het resterende netto bedrag wordt omstreeks eind februari 2016 aan de Deelnemer op de door hem/haar vermelde bankrekening voldaan. M.B.T. het in lid 2 genoemde Fictieve Eindbedrag: het resterende fictieve netto bedrag wordt door [A BV] aangewend voor de prijs in natura en uitgereikt overeenkomstig lid 4 van dit artikel. Hoewel [A BV] de verschuldigde heffingen zal aangeven en afdragen, wijst [A BV] de Deelnemer er op dat hij/zijzelf mogelijk fiscale verplichtingen heeft ten aanzien van het ontvangen bedrag en de prijs in natura. Een eventuele naheffing van belastingen met betrekking tot het ontvangen bedrag en/of de prijs in natura komt, voor zover wettelijk toegestaan, voor rekening van de Deelnemer. De Deelnemer vrijwaart [A BV] voor betaling van dergelijke naheffingen.
(…)
4.5. Voldoening van het in lid 1 genoemde bedrag en eventuele uitkering van de prijs in natura vindt uitsluitend plaats, indien de Deelnemer zich aan de verplichtingen van deze Overeenkomst heeft gehouden, waaronder doch niet beperkt tot de geheimhoudingsplicht ten aanzien van het verloop van het Programma.
ARTIKEL 5 – Overige verplichtingen
5.1. Zonder voorafgaande toestemming van [A BV] is het de Deelnemer niet toegestaan op enig moment voor, tijdens en/of na de opnamen van het Programma met de pers (in de ruimste zin van het woord, inclusief televisie, radio, interactief, print, etc.) in contact te treden met betrekking tot zijn/haar deelname aan het Programma. Indien de Deelnemer door de pers wordt benaderd zal de Deelnemer direct contact opnemen met [A BV] . In geen geval zal de Deelnemer zich negatief uitlaten over het Programma, [A BV] , de Zendgemachtigde en/of de sponsoren van het Programma.
5.2. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [A BV] is het de Deelnemer niet toegestaan zijn/haar deelname aan het Programma op enige wijze, al dan niet commercieel, te (doen) exploiteren. Onder exploiteren wordt mede begrepen het geven van interviews, het optreden in televisie- en/of radioprogramma’s, het schrijven van artikelen en/of boeken, het exploiteren van een internetsite alsmede het op andere wijze medewerking verlenen aan enige aan het Programma gerelateerde exploitatievorm, zulks ter beoordeling van [A BV] .
ARTIKEL 6 – Overdracht van rechten en omvang van gebruik
6.1. De Deelnemer verleent uitdrukkelijk, onvoorwaardelijk en onherroepelijk onbeperkte toestemming voor de vervaardiging van opnamen waaraan hij/zij meewerkt, voor bewerkingen, uitzending, heruitzending en iedere andere openbaarmaking en ter beschikking stelling. In dit kader wordt nog opgemerkt dat personalia en achtergrondinformatie van de Deelnemer, alsmede beelden uit het Programma middels verschillende (interactieve) media, waaronder maar niet beperkt tot (digitale) televisie en internet voor het publiek toegankelijk zullen zijn. Voorts is het mogelijk dat opnamen als gedrukte tekst en/of zgn. stills in print media zullen worden uitgegeven.
(…)
6.5. [A BV] zal ook het recht hebben om wereldwijd gebruik te (laten) maken van de naam, het portret, de afbeelding en de stem van de Deelnemer (hierna te noemen: het “Portretrecht”) en de Prestaties voor promotie-, en publiciteitsdoeleinden voor het Programma. De Deelnemer garandeert dat hij/zij zich niet op grond van het portretrecht zal verzetten tegen openbaarmaking van zijn/haar Portretrecht, en geeft [A BV] toestemming tot het omschreven gebruik van het Portretrecht.
(…)
6.8. De vergoeding voor de overdracht en het gebruik van de opnamen en het Programma wordt geacht te zijn begrepen in de in deze Overeenkomst overeengekomen vergoeding.
(…)
ARTIKEL 7 – Nevenactiviteiten en exclusiviteit
7.1. De Deelnemer zal zich gedurende de Periode, in overleg met [A BV] beschikbaar houden voor publieke verschijningen in het kader van het Programma, de promotie en/of de exploitatie daarvan alsmede eventuele nevenactiviteiten.
(…)
7.3. Indien de Deelnemer binnen zes (6) maanden na afloop van de Periode door een andere partij wordt benaderd voor het verrichten van prestaties voor een andere producent binnen Nederland dan [A BV] , zal hij/zij [A BV] van dit aanbod schriftelijk op de hoogte brengen. [A BV] heeft dan het recht de Deelnemer binnen twintig (20) werkdagen een gelijkwaardig tegenvoorstel te doen. in het geval [A BV] , eventueel namens de Zendgemachtigde, tijdig dit gelijkwaardige tegenvoorstel aanbiedt, is de Deelnemer verplicht het aanbod van de derde partij af te slaan en de Overeenkomst met [A BV] of de Zendgemachtigde aan te gaan.
(…)
ARTIKEL 10 – Garanties en vrijwaring
(…)
10.2. De Deelnemer verplicht zich om op eerste verzoek van [A BV] alle schade te vergoeden die direct of indirect het gevolg is van inbreuk op de in deze Overeenkomst genoemde garanties, overtreding van bepalingen in deze Overeenkomst of niet nakoming van verplichtingen daaruit. Onder schade wordt hier verstaan het geldbedrag nodig om [A BV] in de positie te brengen waarin zij zou zijn geweest als inbreuk op garanties, overtreding van bepalingen in deze Overeenkomst of niet nakoming van verplichtingen daaruit niet had plaatsgevonden.
(…)
ARTIKEL 11 – Slotbepalingen
(…)
11.5. Partijen sluiten met deze Overeenkomst een overeenkomst van opdracht volgens artikel 7:400 e.v. BW. [A BV] en de Deelnemer zullen al datgene doen dat nodig is om te verhinderen dat er een arbeidsovereenkomst tussen hen ontstaat.
(…)”.
2.2. Op 17 januari 2016 is tussen belanghebbende en [A BV] een addendum op de deelnemersovereenkomst gesloten. Volgens dit addendum kan [A BV] besluiten om, in plaats van de prijs in natura, een geldprijs uit te keren.
2.3. In het programma zijn de deelnemers in twee teams verdeeld ( [team A] en [team B] ). Deze twee teams zijn de strijd met elkaar aangegaan om te zien wie het beste in staat is om te overleven in een omgeving die zich laat omschrijven als “puur natuur”. Het doel was om het zo lang mogelijk te redden zonder hulp van buitenaf. Het programma is opgenomen in [land] . Beide teams kregen een aantal hulpmiddelen ter beschikking en een fictief budget van € 100.000. Ieder team had de mogelijkheid om noodpijlen af te schieten en daarmee hulp van een survivalexpert te vragen. Elke pijl kostte € 10.000. Als een deelnemer het spel voortijdig zou verlaten, kostte dat 25% van het resterende fictieve budget.
Iedere zes dagen was er een eliminatieronde waarbij de persoon die de meeste stemmen van de overige deelnemers had gekregen, het spel moest verlaten.
Gedurende de opnames was er geen contact tussen de deelnemers en de filmcrew.
Het team met het grootste resterende fictieve budget aan het einde van de opnameperiode (zijnde 21 dagen) was de winnaar.
Uiteindelijk heeft [team B] gewonnen. De prijs, € 80.000 bruto, werd onder de deelnemers van het winnende team, waaronder belanghebbende, verdeeld (€ 26.666 per persoon).
Verder heeft [A BV] aan belanghebbende een eenmalige vergoeding van € 1.250 bruto uitbetaald.
Hierdoor heeft belanghebbende in totaal € 27.916 bruto ontvangen. [A BV] heeft hierop € 12.180 aan loonheffing ingehouden en afgedragen en het restant aan belanghebbende uitbetaald.
2.4. Op 20 april 2018 heeft belanghebbende haar aangifte IB/PVV voor 2016 ingediend, berekend naar onder meer een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.982. Dit belastbaar inkomen is als volgt opgebouwd:
Belastbare winst uit onderneming |
€ 12.299 |
Loon uit dienstbetrekking ( [A BV] ) |
€ 27.916 |
Inkomen uit eigen woning |
€ 2.233 -/- |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 37.982 |
Ook heeft belanghebbende een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.012 aangegeven.
2.5. Met dagtekening 3 augustus 2018 heeft de inspecteur de onderhavige aanslag IB/PVV 2016 aan belanghebbende opgelegd, conform de door haar ingediende aangifte.
2.6. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de inspecteur op 11 april 2019 afgewezen.
3. Geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil of het van [A BV] ontvangen bedrag terecht is aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend. Partijen hebben ter zitting desgevraagd verklaard dat hun rechtsstrijd is beperkt tot louter de vraag of sprake is van loon uit (privaatrechtelijke) dienstbetrekking. De inspecteur heeft desgevraagd verklaard niet subsidiair het standpunt in te nemen dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.066 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.012
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van de artikelen 3.80 en 3.81 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is, voor zover hier van belang, het belastbare loon voor de inkomstenbelasting het loon overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting.
4.2. Artikel 2, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bepaalt, voor zover hier van belang, dat een werknemer de natuurlijke persoon is die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat.
4.3. Een privaatrechtelijke dienstbetrekking vloeit voort uit een arbeidsovereenkomst. In artikel 7:610, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de arbeidsovereenkomst de overeenkomst is waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Essentieel voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn de volgende drie elementen:
- De verplichting van de werknemer tot het persoonlijk verrichten van arbeid;
- De gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer;
- De verplichting van de werkgever om loon te betalen.
Voor het al dan niet aanwezig zijn van een privaatrechtelijke dienstbetrekking is niet doorslaggevend hoe de arbeidsverhouding door partijen zelf wordt gekwalificeerd, maar moet worden gelet op de werkelijke aard van die verhouding en de feitelijke omstandigheden waaronder de desbetreffende arbeid wordt verricht. Daarbij dienen volgens vaste jurisprudentie alle feiten en omstandigheden van het geval te worden meegewogen. De omstandigheid dat [A BV] en belanghebbende niet de bedoeling hebben gehad een arbeidsovereenkomst te sluiten maar [A BV] vervolgens bij de uitvoering van de overeenkomst, bij de uitbetaling, wel heeft gehandeld als ware sprake van een dienstbetrekking is derhalve niet doorslaggevend bij de beantwoording van de partijen verdeeld houdende vraag.
4.4. Uit de deelnemersovereenkomst volgt dat belanghebbende verplicht is geweest om persoonlijk arbeid te verrichten voor [A BV] . Belanghebbende is, tezamen met haar partner, door [A BV] geselecteerd en uitgenodigd om deel te nemen aan het programma en zij heeft die uitnodiging aanvaard. Het was haar niet toegestaan om in haar plaats iemand anders te sturen. Aan het eerste element (verplichting tot verrichten van persoonlijke arbeid) is dan ook voldaan.
4.5. Het tweede element betreft het antwoord op de vraag of een gezagsverhouding heeft bestaan tussen [A BV] en belanghebbende. Belanghebbende stelt dat geen sprake is geweest van enige gezagsverhouding tussen haar en [A BV] . De deelnemers zijn, aldus belanghebbende, nimmer door [A BV] geïnstrueerd en bepaalden zelf wat en wanneer zij iets deden. Dat was de essentie van het spel. Verder volgt uit de door de inspecteur genoemde artikelen 1.1 en 2.2 uit de deelnemersovereenkomst (zie 2.1) niet dat er sprake is van een gezagsverhouding. Die bepalingen zijn om aan te geven dat [A BV] het spel heeft bedacht, aldus belanghebbende.
4.6. Met de inspecteur is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is geweest van een gezagsverhouding tussen [A BV] en belanghebbende. Uit de deelnemersovereenkomst blijkt dat belanghebbende gedurende een door [A BV] nader te bepalen periode op één of meerdere locaties in het buitenland zou moeten verblijven. Gedurende dat verblijf stond het belanghebbende niet vrij om contact met iemand op te nemen of om volledig naar eigen inzicht te doen wat zij zou willen. Immers, belanghebbende moest blijven voldoen aan de onder meer in de deelnemersovereenkomst en het addendum opgenomen regels en bepalingen. Ook gedurende een zekere tijd na de opnameperiode en het uitzenden van de afleveringen moest belanghebbende beschikbaar blijven voor mogelijke activiteiten van [A BV] in het kader van het programma.
Onderdeel van het programma waren de eliminatierondes. Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat zij vrij was in haar keuze met betrekking tot het stemmen maar dat zij wel op het door [A BV] bepaalde tijdstip moest stemmen. Zij kon niet zelf bepalen wanneer zij zou gaan stemmen.
[A BV] kon voorts sancties opleggen aan de deelnemers indien zij zich niet hielden aan de deelnemersovereenkomst (inclusief addendum)en/of de door [A BV] aangebrachte wijzigingen. Ook kon [A BV] de deelname aan het programma voortijdig beëindigen. In dat geval had de deelnemer geen recht op enige vergoeding van schade en/of compensatie.
De omstandigheid dat belanghebbende, naar zij heeft gesteld, vrij was om haar eigen dagbesteding te bepalen en dat zij ook vrij was in de wijze waarop zij het spel wilde spelen, doet niet eraan af dat [A BV] de regels van het spel heeft bepaald en dat [A BV] in de positie verkeerde om die regels te wijzigen en om aan deelnemers sancties op te leggen indien zij zich niet hielden aan de regels of wijzigingen. [A BV] had dus wel de mogelijkheid, en daarmee het gezag, om in te grijpen en aanwijzingen te geven. Dat [A BV] dat, naar belanghebbende heeft gesteld, niet heeft gedaan, maakt dat niet anders.
4.7. Alsdan resteert de vraag of er sprake is geweest van een verplichting voor [A BV] tot betaling van loon. Bij de beantwoording van die vraag, moet worden vooropgesteld dat in dit verband onder loon moet worden verstaan de vergoeding door de werkgever aan de werknemer verschuldigd ter zake van bedongen arbeid (HR 18 december 1953, NJ 1954, 242 (Zaal/Gossink)).
De inspecteur stelt dat belanghebbende voor haar deelname aan het programma een vergoeding van € 1.250 bruto van [A BV] heeft ontvangen. Dat bedrag vormt loon, aldus de inspecteur. Belanghebbende heeft dit gemotiveerd betwist. Zij stelt dat sprake is van een vergoeding voor de kosten.
Het bedrag van € 1.250 is door [A BV] aan iedere deelnemer toegekend, ongeacht de duur dat zij hebben deelgenomen aan het programma. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat deze vergoeding niet gekoppeld is aan of afhankelijk is van de door de deelnemers verrichte arbeid. Aannemelijk is, zoals belanghebbende heeft gesteld, dat een deel van die vergoeding een kostenvergoeding betreft.
Voorts volgt uit artikel 6.8 van de deelnemersovereenkomst dat een deel van die vergoeding niet op het verrichten van arbeid ziet maar betrekking heeft op de overdacht en het gebruik van de opnamen (het portretrecht) aan/door [A BV] .
Gelet op een en ander kan de vergoeding van € 1.250 naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als loon in de zin van de in overweging 4.3 genoemde bepaling. Nu alle deelnemers aan het programma hetzelfde bedrag hebben ontvangen, ongeacht de duur van de door hen verrichte arbeid, en dat bedrag mede ziet op een vergoeding van kosten en op bepaalde aan [A BV] overgedragen rechten, is de conclusie gerechtvaardigd dat het bedrag van € 1.250 niet ziet op een door [A BV] aan belanghebbende verschuldigde vergoeding ter zake van bedongen arbeid. Het gevolg daarvan is dat, nu niet is voldaan aan het derde element, er voor de toepassing van de Wet IB 2001 geen sprake is geweest van een dienstbetrekking tussen [A BV] en belanghebbende. De vergoeding van € 1.250 is derhalve ten onrechte als loon uit dienstbetrekking in de heffing van de IB/PVV betrokken.
4.8. Deze conclusie geldt dan ook met betrekking tot de prijs die door belanghebbende is gewonnen (€ 26.666). Belanghebbende heeft op grond van de deelnemersovereenkomst slechts een voorwaardelijk recht op de prijs. Het is geen vergoeding voor bedongen arbeid. Anders dan in het arrest van de Hoge Raad van 11 mei 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW5408) heeft de rechtbank hier geoordeeld dat er geen sprake is van een dienstbetrekking (de deelnemersovereenkomst kwalificeert niet als arbeidsovereenkomst). De deelnemersovereenkomst (en het bijbehorende addendum) zijn de enige tussen [A BV] en belanghebbende gemaakte afspraken. Belanghebbende ontleent haar recht op de prijs niet aan een dienstbetrekking met [A BV] (vgl. rechtsoverweging 3.3.1 van het genoemde arrest) en om die reden vormt de prijs dan ook geen loon uit dienstbetrekking.
4.9. Gelet op het vorenstaande – en in aanmerking nemende dat partijen hun rechtsstrijd hebben afgebakend als hiervoor in onderdeel 3.1 vermeld - dient het beroep van belanghebbende gegrond te worden verklaard. De aanslag dient te worden verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.066 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.012.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.050 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1). Voor een kostenveroordeling voor de bezwaarfase bestaat geen aanleiding nu niet is gebleken dat daarom in de bezwaarfase is verzocht.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.066 en een belastbaar inkomen uit sparen en belegen van € 5.012;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.050;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is op 16 april 2020 gedaan door mr. R. den Ouden, rechter, in aanwezigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.