Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze KB Lux-zaak wordt het cassatieberoep van X tegen de uitspraak van Hof Den Haag voor wat betreft de opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV en de boetes met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.
Maar ook de Staatssecretaris is in cassatie gegaan. Hij is het niet eens met de beslissing van het Hof dat X op grond van artikel 8:73 Awb in verbinding met artikel 6:119 BW wettelijke rente kan vorderen over de immateriële schadevergoeding vanaf het moment dat de redelijke termijn is overschreden.
De Hoge Raad geeft hem gelijk.
De verplichting tot betaling van een vergoeding ter zake van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt vastgesteld bij uitspraak, waarbij tevens de omvang van de vergoeding wordt vastgesteld.
Omwille van de praktische uitvoerbaarheid moet ervan worden uitgegaan dat de uiterste datum waarop deze betaling moet plaatsvinden, is gelegen vier weken na de datum waarop de uitspraak waarin de veroordeling is opgenomen in het openbaar is gedaan.
De wettelijke rente gaat lopen de dag na die uiterste datum (vgl. CBb 29 november 2013, nr. 10/1301, ECLI:NL:CBB:2013:257, en CRvB 30 januari 2014, nr. 13/2399, ECLI:NL:CRVB:2014:296).
Dit uitgangspunt geldt ook indien deze verplichting is neergelegd in een uitspraak waartegen een rechtsmiddel kan worden aangewend, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1992-20113
Instantie
HR
Datum instantie
25 februari 2016
Rolnummer
14/05747
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:315

Naar de bovenkant van de pagina