Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Het huwelijk van X (belanghebbende) is in 2017 door echtscheiding ontbonden.

Blijkens bankafschriften heeft X gedurende het jaar 2020 € 30.095 aan de ex-partner betaald. X heeft dat bedrag in de aangifte IB/PVV 2020 als aftrekbare uitgaven voor onderhoudsverplichtingen in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft bij de aanslag € 3.600 (12 × € 300) in aftrek toegestaan.

Rechtbank Den Haag heeft het bedrag aan aftrekbare uitgaven voor onderhoudsverplichtingen bepaald op € 300 per maand vermeerderd met indexatie maar heeft het beroep van X voor het overige ongegrond verklaard.

In hoger beroep is in geschil of de betalingen die X in afwijking van het echtscheidingsconvenant aan zijn ex-echtgenote heeft gedaan, kwalificeren als periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 6.3, lid 1, onderdeel a dan wel f, Wet IB 2001.

Dat is volgens Hof Den Haag niet het geval. Van gewekt vertrouwen is voorts geen sprake.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
3 december 2024
Rolnummer
24/433
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:2382
NLF-nummer
NLF 2025/0260
Aflevering
4 februari 2025
bwbr0011353&artikel=6.3,bwbr0011353&artikel=6.3

Naar de bovenkant van de pagina