Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze procedure is een aan Rijnvarende X (belanghebbende) opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV 2016 in geschil. X was in 2016 in loondienst werkzaam voor A (AG), gevestigd in Liechtenstein. In 2016 was Liechtenstein nog niet toegetreden tot het Rijnvarendenverdrag of de Rijnvarendenovereenkomst.

De SVB heeft aan X een A1-verklaring afgegeven voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2019, waarbij het Nederlandse socialezekerheidsrecht op X van toepassing is verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat dit terecht is geschied (CRvB 22 oktober 2020, 19/1107 AOW, ECLI:NL:CRVB:2020:2609). Aangezien de A1-verklaring niet is ingetrokken of ongeldig verklaard, heeft de Inspecteur X over de in geding zijnde periode terecht verzekerd geacht voor de volksverzekeringen en in de premieheffing volksverzekeringen betrokken, oordeelt Hof Den Haag.

Artikel 73 Toepassingsverordening kan, anders dan X betoogt, geen grond vormen voor de Inspecteur om in de aangifte IB/PVV verrekening van Liechtensteinse premies toe te staan.

De Inspecteur heeft volgens het Hof ook terecht de Liechtensteinse socialezekerheidspremies niet met overeenkomstige toepassing van artikel 3.16, lid 9, Wet IB 2001 in aftrek toegelaten. Evenmin biedt de Wet IB 2001 de mogelijkheid om door de werkgever ingehouden buitenlandse sociale premies te verrekenen met Nederlandse inkomstenbelasting. Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
23 maart 2022
Rolnummer
21/00822
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:516
NLF-nummer
NLF 2022/0904
Aflevering
5 mei 2022

Naar de bovenkant van de pagina