Samenvatting
In deze brief informeert de minister van Economische Zaken de Tweede Kamer over de uitkomsten van een onderzoek hoe de belastingheffing op voordelen uit aandelenopties van medewerkers van start-ups en scale-ups op dit moment plaatsvindt in een aantal andere landen.
In de Kamerbrief wordt met name ingegaan op een aantal in het oog springende uitkomsten van het onderzoek:
- Ten eerste wordt ingegaan op de relatieve positie van Nederland. Uit het onderzoek blijkt dat Nederland verder is gezakt op de ranglijst van regelingen rondom medewerkersparticipatie binnen start-ups en scale-ups. Van de onderzochte landen neemt Nederland de laatste positie in. Enkele landen om ons heen hebben afgelopen jaren regelingen ingevoerd (Spanje, Duitsland) of verbeterd (Verenigd Koninkrijk, Frankrijk).
- Omdat fiscale systemen niet een-op-een te vergelijken zijn, is aan de hand van een concrete casus doorgerekend hoeveel belasting een medewerker van een start-up zou betalen over zijn voordelen uit aandelenopties in Nederland en in een aantal vergelijkende landen. Uit deze fictieve casus blijkt dat het risico ten opzichte van de mogelijke beloning voor de medewerker in Nederland bijna drie keer zo hoog ligt als in de geselecteerde andere landen. Ook is het nettoresultaat het laagst in Nederland.
- In de brief wordt ook aangegeven dat de Kamer in de eerste helft van volgend jaar wordt geïnformeerd over de motie van Eijk (VVD). Voor een mogelijke Nederlandse regeling is besluitvorming binnen het kabinet noodzakelijk. De Kamer wordt hierover per separate nota geïnformeerd.