Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 12 maart 2018 is een ziekenhuislocatie door stichting X (belanghebbende) aan A geleverd. De ziekenhuislocatie is sinds het einde van juni 2017 niet meer als zodanig in gebruik. X is in de koopovereenkomst met A overeengekomen dat zij de intentie heeft om de locatie als bouwterrein te leveren.

X stelt in deze procedure dat sprake is van de levering van een bouwterrein, zodat sprake is van een belaste levering. Subsidiair stelt X dat ten minste gedeeltelijk sprake is van een bouwterrein, namelijk voor het bouwdeel dat is gesloopt vóór het moment van de levering van het onbebouwde gedeelte van de locatie. Dit was het mortuarium.

Volgens Rechtbank Noord-Holland kan niet gesproken worden van de levering van een bouwterrein. Ook al hadden X en A vastgelegd dat de intentie bestond om de locatie als bouwgrond te leveren en is de sloop aangevangen voordat werd geleverd, niet aannemelijk is dat de sloop voor rekening en risico van X heeft plaatsgevonden. De Rechtbank concludeert dat de locatie in zijn geheel, dus inclusief het mortuarium, aangemerkt dient te worden als bebouwde grond, zodat de levering een vrijgestelde levering betreft. X heeft dan ook geen recht op een (volledige of gedeeltelijke) aftrek van de voorbelasting die in rekening is gebracht in verband met de levering van de locatie.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
2 juni 2022
Rolnummer
20/2749; 20/2750
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:5516
NLF-nummer
NLF 2022/1519
Aflevering
4 augustus 2022
bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina