Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X heeft in 2001 een ziekteverzuimverzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden (NN). Deze verzekering verzekert – kort gezegd – de wettelijke loondoorbetalingsverplichting van X voor haar zieke werknemers gedurende de eerste 104 weken van ziekte.

A is wegens ziekte uitgevallen op 13 maart 2018. A is dga en enig aandeelhouder van Y (bv). Hij heeft met Y een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week. Y heeft een managementovereenkomst met Holding, in het kader waarvan A als salesmanager werkzaamheden verrichtte voor X. Y bezit circa 20% van de aandelen in Holding.

Voordat A via Y en Holding middellijk ging participeren in X was hij op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst bij X.

X heeft NN verzocht om dekking te verlenen voor de loondoorbetaling aan A. NN verleent geen dekking omdat zij A niet beschouwt als werknemer van X in de zin van de polisvoorwaarden. A is in 2019 overleden.

In deze civiele procedure is in de kern in geschil of voor A een wettelijke loondoorbetalingsplicht bestond. Kort gezegd is de vraag of tussen A en X een arbeidsovereenkomst heeft bestaan.

Rechtbank Den Haag stelt in navolging van NN vast dat geen schriftelijke overeenkomst bestaat tussen X en A, die in aanmerking zou kunnen komen voor kwalificatie als een arbeidsovereenkomst. Niet in geschil is dat de werkzaamheden die A voor X verrichtte plaatsvonden op basis van een managementovereenkomst tussen de vennootschap van A (Y) enerzijds en Holding en dus niet X anderzijds. De Rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat A en X gaandeweg (weer) feitelijk invulling zijn gaan geven aan een wel tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst. De Rechtbank kent hierbij groot gewicht toe aan het feit dat X geen loon betaalde aan A in privé.

Dat de Belastingdienst A mogelijk als verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen aanmerkt, doet hieraan niet af. Vooropgesteld dat NN er terecht op heeft gewezen dat een verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen niet doorslaggevend is voor de vraag of sprake is van een werknemer in de zin van Boek 7 BW en de polisvoorwaarden, betwijfelt de Rechtbank of de Belastingdienst van de juiste gegevens is uitgegaan.

NN heeft terecht dekking geweigerd, omdat X niet heeft aangetoond dat A haar werknemer was in de zin van de polisvoorwaarden.

Met regelmaat komt de vraag op of een aandeelhouder die tevens werkzaamheden verricht sociaal verzekerd is als werknemer van de werkmaatschappij waarin deze indirect een minderheidsbelang houdt. Lang is voor wat betreft de werknemersverzekeringen door de Belastingdienst, veelal in navolging van het UWV, het standpunt ingenomen dat als de werkzaamheden vanuit de persoonlijke houdster worden verricht deze laatste moet worden ‘weggedacht’. Dit standpunt gaat voorbij aan de mogelijkheid dat er een reële managementovereenkomst is gesloten tussen de persoonlijke houdster en de werkmaatschappij in welk kader de arbeid wordt verricht. Als niet kan worden vastgesteld dat de dga een arbeidsovereenkomst met de werkmaatschappij heeft, is hij om die reden op dat niveau niet sociaal verzekerd, ook al houdt hij daarin een minderheidsbelang. Zie de B-notarissen-arresten. Aan de vraag of de minderheidsaandeelhouder over zijn ontslag kan beslissen wordt dan eenvoudigweg niet meer toegekomen.

Minderheidsaandeelhouder werknemer van de werkmaatschappij?

Metadata

Rubriek(en)
Civiel recht
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
25 maart 2020
Rolnummer
C/09/575720 / HA ZA 19-672
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:2682
Auteur(s)
Ton Mertens
Zelfstandig gevestigd belastingadviseur / Universiteit van Amsterdam/Universiteit Leiden
NLF-nummer
NLF 2020/0967
Aflevering
23 april 2020
Judoreg
NFB3208

Naar de bovenkant van de pagina