Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft bij de minister van Economische Zaken een aanvraag ingediend voor een S&O-verklaring voor de periode januari 2016 tot en met maart 2016. Het project ten behoeve waarvan de aanvraag is gedaan, is erop gericht een sterk verbeterd proces te ontwikkelen dat het huidige A12-proces, een poederpackproces dat X in de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft ontwikkeld, kan vervangen. Het te ontwikkelen proces moet minder agressief zijn voor de omgeving en minder bewerkelijk. Doel is een omgevings- en milieuvriendelijker, snel en kwalitatief beter proces. Bij het primaire besluit heeft verweerder de S&O-verklaring afgegeven en de aangevraagde kosten (€ 1.000) en uitgaven (€ 1.690.980) voor het project afgewezen. Tussen partijen is in geschil of de kosten en uitgaven worden aangewend ten behoeve van een prototype van het te ontwikkelen A12-coatingproces.

Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is dat niet het geval. Nu X zich in de beantwoording van de vragen van de minister heeft beperkt tot de periode waarop de aanvraag ziet – drie maanden – en in een persbericht vanuit het (Amerikaanse) hoofdkantoor van X van 2 juni 2016 is vermeld dat de A12-coatinglijn is geopend voor productiedoeleinden, oordeelt het CBb dat de minister terecht heeft overwogen dat X wat betreft de kosten en uitgaven niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet worden ingezet voor productieve of commerciële doeleinden.

In geschil is of de door de belanghebbende opgevoerde kosten en uitgaven verband houden met speur- en ontwikkelingswerk (hierna: S&O) en derhalve onder de S&O-afdrachtvermindering vallen. Het algemene uitgangspunt is dat S&O eindigt op het moment dat het (technische) werkingsprincipe van de oplossing van een gedefinieerd probleem is aangetoond. Belanghebbende loopt omtrent het ontwikkelen en bouwen van een prototype aan tegen de nadere invulling van dit uitgangspunt.

We dienen hier eigenlijk twee soorten prototypen te onderscheiden. Het eerste is het prototype dat alleen gebouwd wordt met als doel de bevindingen van belanghebbende te testen op zijn werking. De functie van het prototype stopt daarmee en het is eigenlijk voorbestemd te eindigen op de schroothoop of ergens in een opslag. Het andere prototype is hetgene dat na het aantonen van het werkingsprincipe ook daadwerkelijk een volwaardig eindproduct is. Het kan derhalve verkocht worden aan een klant, of, zoals in het geval van belanghebbende, onderdeel worden van de vernieuwde productiemethode/-faciliteit. Bij prototypen is derhalve ook de bestemming na afronding van S&O relevant. In de onderhavige procedure wordt het prototype commercieel en/of in de productie ingezet. Het bouwen van dit prototype voldoet dus niet aan de eisen van de S&O-afdrachtvermindering.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum instantie
13 augustus 2018
Rolnummer
16/1273
ECLI
ECLI:NL:CBB:2018:423
Auteur(s)
Bram de Nies
EY
NLF-nummer
NLF 2018/1983
Aflevering
20 september 2018
Judoreg
NFB1773
bwbr0011353&artikel=3.52a

Naar de bovenkant van de pagina