Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak handelt over een uitspraak van Hof Amsterdam inzake de box 3-heffing 2017 die is gedaan voor de collectieve uitspraak op massaal bezwaar van 4 februari 2022 (Stcrt. 2022, 4198).

In het arrest van 20 mei 2022 (NLF 2022/1094, met noot van Perdaems) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de feitenrechter die na de uitspraak op het massaal bezwaar over het individuele bezwaar moet beslissen, de gevolgen van die uitspraak in zijn beoordeling kan betrekken.

Ten aanzien van een voor 4 februari 2022 gedane uitspraak van de rechter blijft de in het arrest van 2 juli 2021 (NLF 2021/1405, met noot van Hoogwout, r.o. 5.4) genoemde beperking onverkort gelden. Voor zaken die niet zijn geselecteerd als bedoeld in artikel 25c AWR, zoals de zaak van X (belanghebbende), brengt dit mee dat in cassatie alleen het oordeel inzake het individuele bezwaar kan worden onderzocht. Bij de beoordeling van de individuele buitensporige last heeft het Hof de juiste maatstaf gehanteerd (HR 2 juli 2021, NLF 2021/1405, met noot van Hoogwout, r.o. 4.3.3). Het oordeel van het Hof is dan ook niet onbegrijpelijk en het is toereikend gemotiveerd.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
HR
Datum instantie
17 juni 2022
Rolnummer
21/05122
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:876
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2022/1236
Aflevering
30 juni 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5090
bwbr0002320&artikel=25c,bwbr0002320&artikel=25c,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina