Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is met zijn gezin woonachtig in Luxemburg en hij is daar ook werkzaam. Y (bv) is sinds 2005 eigenaar van een vakantiewoning op een park in Veere. De broer van X is de directeur van Y. X was (indirect) enig aandeelhouder van Y. De vakantiewoning wordt niet commercieel verhuurd.

De Heffingsambtenaar heeft in eerste instantie ten aanzien van de vakantiewoning aanslagen forensenbelasting 2016-2018 opgelegd aan de broer van X. In bezwaar heeft de broer aangegeven dat de vakantiewoning niet aan hem ter beschikking staat, maar uitsluitend aan X. Daarop zijn de aan de broer opgelegde aanslagen ingetrokken en zijn aanslagen forensenbelasting 2017-2019 opgelegd aan X.

X en zijn gezin maken feitelijk enkele weken per kalenderjaar gebruik van de vakantiewoning en betalen daarvoor een zakelijke huur conform de tarieven van het vakantiepark aan Y.

Hof Den Bosch bevestigt in hoger beroep het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de aanslagen terecht aan X zijn opgelegd.

Het Hof is niet bevoegd om aansluiting te zoeken bij het aantal dagen dat de vakantiewoning feitelijk gebruikt is. Het zou zich daarmee namelijk onbevoegdelijk op het terrein van de wetgever begeven. Volgens het Hof is de forensenbelasting op stelselniveau niet strijdig met artikel 1 EP en is geen sprake van een individuele en buitensporige last.

De Rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat de forensenbelasting niet binnen de reikwijdte van het Verdrag Nederland-Luxemburg valt.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2017-2019
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
21 augustus 2024
Rolnummer
22/962; 22/963; 22/964
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2653
NLF-nummer
NLF 2024/2588
Aflevering
19 november 2024
bwbr0005416&artikel=223,bwbr0005416&artikel=223,bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina