Samenvatting
Op 4 oktober 2022 heeft de Raad van State advies uitgebracht over het initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Maatoug (GroenLinks), Van der Lee (SP) en Nijboer (PvdA) voor het doen vervallen van enkele fiscale regelingen (36 128). De Raad van State heeft geadviseerd om de toelichting op de voorstellen over de BOR en de doorschuifregeling in het licht van het voorgaande aan te vullen. De initiatiefnemers hebben de toelichting op de genoemde punten overgenomen en het wetsvoorstel op deze punten aangevuld. Het wetsvoorstel voorzag aanvankelijk ook in de invoering van een progressief tarief in box 2. Op advies van de Raad van State hebben de initiatiefnemers deze tariefmaatregel uit het wetsvoorstel gehaald. Overigens wordt in het wetsvoorstel ‘Belastingplan 2023’ (36 202) voorgesteld om per 2024 twee schijven te introduceren in box 2 met een basistarief van 24,5% voor de eerste € 67.000 (bedrag 2024) aan inkomsten per belastingplichtige en een tarief van 31% voor het meerdere.
Dit initiatiefvoorstel bestaat uit een combinatie van de volgende vijf voorstellen om knelpunten in de fiscale behandeling van aanmerkelijk belang weg te nemen.
Het minimumloon van de dga wordt na invoering van deze maatregel vastgesteld op het hoogste van de volgende bedragen:
- minimaal 100% van de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
- het hoogste loon van de overige werknemers van de vennootschap;
- € 48.000.
De DSR in de inkomstenbelasting voor vererving en schenking van aanmerkelijk belang wordt door dit wetsvoorstel afgeschaft.
Om de BOR beter aan te laten sluiten op de doelstelling van de regeling wordt hier voorgesteld om verhuurd vastgoed aan te merken als beleggingsvermogen, waardoor het niet in aanmerking komt voor de BOR.
Deze maatregel houdt in dat alleen ab-pakketten met een omvang van minimaal 25% van de gewone aandelen in aanmerking komen voor de BOR.
Deze maatregel draait de verschillende onnodige verruimingen van de BOR in de afgelopen twee decennia terug door het percentage van de vrijstelling te verlagen naar 25%. De huidige vrijstelling is 100% van de goingconcernwaarde tot ruim € 1 miljoen, en 83% van de rest van het ondernemingsvermogen, of 100% van de liquidatiewaarde als die hoger is dan de goingconcernwaarde. Deze maatregel versimpelt de regeling door één percentage toe te passen voor de gehele vrijstelling. Daarnaast wordt de totale vrijstelling gemaximeerd op € 1 miljoen aan ondernemingsvermogen, ook voor bedrijven met een waarde van meer dan € 4 miljoen.