Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak heeft de Upravni sud u Zagrebu (bestuursrechter Zagreb, Kroatië) aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld omdat er bepaalde verschillen bestaan tussen de tekst van artikel 135 Btw-richtlijn (vrijstellingen ten gunste van andere activiteiten) en de Kroatische omzetbelastingwet.

De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen of artikel 135 Btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de hierbij vastgestelde vrijstelling van de btw, respectievelijk voor de verlening van kredieten en voor handelingen betreffende andere handelspapieren, geldt voor een handeling die erin bestaat dat een belastingplichtige tegen vergoeding middelen ter beschikking stelt van een andere belastingplichtige, die hij heeft verkregen bij een factoringmaatschappij nadat hij aan deze een door de tweede belastingplichtige uitgegeven orderbriefje heeft overgedragen, waarbij de eerste belastingplichtige deze factoringmaatschappij de terugbetaling van dit orderbriefje waarborgt wanneer dit opeisbaar wordt.

Het HvJ beantwoordt deze vraag bevestigend.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2013-2017
Instantie
HvJ
Datum instantie
16 december 2020
Rolnummer
C-801/19
ECLI
ECLI:EU:C:2020:1049
Auteur(s)
Jan Sanders jr.
PKF Wallast
NLF-nummer
NLF 2021/0111
Aflevering
14 januari 2021
Judoreg
NFB4046
bwbr0002629&artikel=29&lid=1,celex32006l0112&artikel=135,celex32006l0112&artikel=135

Naar de bovenkant van de pagina