Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze BPM-zaak is bij Rechtbank Noord-Holland in geschil of X (bv; belanghebbende) recht heeft op een proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding voor de ongeveer duizend door haar ingestelde beroepen.

Voor de proceskostenvergoeding is van belang hoe invulling gegeven dient te worden aan het begrip ‘samenhangende zaken’. Voor de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase zoekt de Rechtbank aansluiting bij de uitspraak van Hof Den Bosch van 31 december 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4109, NLF 2021/0649, en stelt de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase vast op € 54,50 per gegrond bezwaar.

Voor wat betreft de beroepsfase bestaat aanleiding om toepassing te geven aan artikel 2, lid 3, Bpb. Dat leidt tot een totale proceskostenvergoeding voor de kosten van rechtskundige bijstand van € 8.349 (11 x € 759 x 1 (zie HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, NLF 2022/1096, met noot van Hennevelt)) voor alle op de vijf zittingen behandelde beroepen.

Ook heeft X verzocht om een toekenning van een immateriële schadevergoeding. Voor de toekenning van deze vergoeding ziet de Rechtbank aanleiding om voor alle beroepen gezamenlijk deze in goede justitie vast te stellen op € 15.000.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
Februari 2018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
8 augustus 2022
Rolnummer
19/3721; 19/3722; 19/3723; 19/3724
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:7173
NLF-nummer
NLF 2022/1729
Aflevering
8 september 2022
bwbr0006358&artikel=3,bwbr0006358&artikel=3

Naar de bovenkant van de pagina