Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) genoot in 2019 winst uit onderneming. Haar zoon en dochter waren in loondienst bij de onderneming. De dochter hielp met literatuuronderzoek en fungeerde als overlegpartner bij het onderzoek van X. De zoon hielp X op ICT-gebied en fungeerde als haar chauffeur. In 2019 is € 16.101 loon betaald aan de dochter en € 5.012 aan de zoon.

X heeft in de aangifte IB/PVV bij de winst uit onderneming onder de post ‘overige personeelskosten’ € 17.690 aan collegegelden, fitnesskosten en treinabonnementen ten behoeve van de dochter en zoon en ‘overige kosten’ in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft de aftrek gecorrigeerd.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de studiekosten van de dochter en de zoon zijn ingegeven door zakelijke motieven. Ook ten aanzien van de fitnesskosten van de dochter is een zakelijk verband niet aannemelijk gemaakt. De Inspecteur heeft de kosten terecht niet in aftrek toegelaten. Zonder enige onderbouwing van X is de Rechtbank voorts van oordeel dat de Inspecteur terecht de overige kosten voor een bedrag van € 4.172 niet in aftrek heeft toegelaten.

Het beroep is wel gegrond omdat alsnog een bedrag van € 2.137 voor het treinabonnement van de dochter ten laste van de winst mag worden gebracht.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
30 mei 2024
Rolnummer
23/3405
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:5458
NLF-nummer
NLF 2024/2015
Aflevering
10 september 2024

Naar de bovenkant van de pagina