Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 1 augustus 2013 bezwaar gemaakt tegen een aanslag erfbelasting. Op 5 juli 2016 heeft de gemachtigde aan de Inspecteur kenbaar gemaakt dat de afwikkeling van het bezwaarschrift extreem lang duurt, zodat aanspraak bestaat op een vergoeding wegens immateriële schade. Bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2017 is de Inspecteur volledig aan het bezwaar van X tegemoetgekomen en is de aanslag verminderd. De uitspraak bevat geen beslissing op het verzoek van (de gemachtigde van) X om toekenning van een proceskostenvergoeding en een vergoeding van immateriële schade. Na een discussie heeft de Inspecteur uiteindelijk een kostenvergoeding betaald van € 492 en een immateriële schadevergoeding van € 2.000, hoewel op laatstgenoemde vergoeding volgens de Inspecteur geen aanspraak bestaat omdat het geschil niet aan de rechter is voorgelegd.

Rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van X niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om immateriële schade afgewezen. X heeft hoger beroep ingesteld.

Hof Amsterdam oordeelt dat de Rechtbank X ontvankelijk had moeten verklaren in haar beroep.

Het Hof verwerpt het standpunt van de Inspecteur dat op grond van de omvang van het financieel belang geen recht zou bestaan op vergoeding van immateriële schade.

Voor de toekenning van schadevergoeding voor een overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase acht het Hof een behandeling van de hoofdzaak door een rechterlijk college niet noodzakelijk. Het Hof baseert dit oordeel op het algemeen aanvaarde rechtsbeginsel van rechtszekerheid. Dit brengt mee dat X in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. Die termijn vangt aan met de ontvangst van het bezwaarschrift en eindigt met de datum van de uitspraak op bezwaar. Overschrijding van de redelijke termijn voor de fase van bezwaar leidt dan tot toekenning van een immateriële schadevergoeding van € 3.500. Hiervan is € 2.000 al toegekend door de Inspecteur. X heeft derhalve recht op een aanvullende vergoeding van € 1.500.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
22 december 2020
Rolnummer
19/01348
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3768
Auteur(s)
Ivo Krukkert
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2021/0312
Aflevering
11 februari 2021
Judoreg
NFB4115

Naar de bovenkant van de pagina