Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) exploiteert een technisch platform waarmee zogenoemde performers hun erotische webcamdiensten kunnen aanbieden. X verleent tegen betaling van commissie hosting- en marketingdiensten aan de performers. De performers kunnen daarnaast, tegen betaling van commissie, gebruikmaken van betaaldiensten van X. De performers werken zelfstandig of via een studio en zijn gevestigd in Nederland en in andere landen (binnen en buiten de EU). Een van de studio’s die (erotische) webcamdiensten via X aanbiedt is Geelen, de belanghebbende in de procedure waarop het HvJ-arrest Geelen betrekking heeft (HvJ 8 mei 2019, C-568/17 (Geelen), ECLI:EU:C:2019:388, NLF 2019/1172, met noot van Van Norden).

De Inspecteur heeft aan X over de jaren 2013 en 2014 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd tot een bedrag van € 3.994.186 resp. € 4.135.193.

In geschil is onder meer welke diensten X verleent en aan wie en wat de plaats van dienst is.

Hof Den Bosch volgt het standpunt van X dat er door de performers (erotische webcam)diensten worden verleend aan de gebruikers. Met betrekking tot X is sprake van diensten als bedoeld in artikel 6, lid 1, Wet OB 1968. De plaats van dienst is dan de woonplaats van de performer. De daaraan door de Inspecteur verbonden cijfermatige conclusies zijn door X betwist. Tegenover deze betwisting heeft de Inspecteur niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat zijn cijfermatige conclusies juist zijn. De naheffingsaanslagen 2013 en 2014 moeten worden vernietigd, aldus het Hof.

X heeft recht op een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten van bezwaar en de proceskosten. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die tot vergoeding van de werkelijke kosten moeten leiden.

Het eerst op de nadere zitting gedane mondelinge verzoek om vergoeding van schade met betrekking tot kosten van overleg vóór bezwaar ad € 758.065 is tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur niet onderbouwd en wordt door het Hof afgewezen.

Zowel het hoger beroep van de Inspecteur als het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur is ongegrond. De uitspraak van Rechtbank Den Haag wordt bevestigd.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2013-2014
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
21 april 2021
Rolnummer
17/00591; 17/00592
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1264
NLF-nummer
NLF 2021/1106
Aflevering
3 juni 2021
Judoreg
NFB4359
bwbr0002629&artikel=6&lid=1,bwbr0002629&artikel=6&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina