Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Met ingang van 1 juli 2008 zijn opbrengsten uit kansspelautomaten overgeheveld van de omzetbelasting (destijds 19%) naar de kansspelbelasting (29%). 

De Hoge Raad heeft in het arrest 27 juni 2014 onder meer geoordeeld dat de introductie van de kansspelbelasting voor kansspelautomaten op het niveau van de regelgeving niet in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM.

De zaak was verwezen naar Hof Den Haag om te beoordelen of de introductie van de kansspelbelasting voor exploitant X bv tot een individuele en buitensporige last heeft geleid. Volgens het Hof is dat niet het geval.

X bv komt terecht op tegen het oordeel van het Hof dat de keuze van de wetgever om kansspelautomaten met ingang van 1 juli 2008 naar dezelfde grondslag in de heffing van kansspelbelasting te betrekken als tafelspelen in een casino, in het geval van X bv niet heeft geleid tot een individuele en buitensporige last. De keuze van de wetgever kan voor een belastingplichtige alleen dan leiden tot een individuele en buitensporige last indien en voor zover deze last zich in diens geval sterker laat voelen dan in het algemeen. Het Hof heeft alleen vastgesteld dat het netto bedrijfsresultaat van X bv gedurende een reeks van jaren niet negatief is geweest. Het oordeel van het Hof dat om deze reden niet gesproken kan worden van een individuele en buitensporige last, geeft ofwel blijk van miskenning van hetgeen hiervoor is overwogen of is ontoereikend gemotiveerd.

De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Conform Conclusie A-G Ettema.

Deze noot behandelt twee arresten van de Hoge Raad van 17 maart 2017 over de vraag of op exploitanten van speelautomaten door een regimewijziging een individuele en buitensporige last in de zin van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM is komen te rusten. Kort gezegd werd tot en met 30 juni 2008 het verschil tussen de inzet en de uitgekeerde prijzen als omzet tegen 19% in de heffing van omzetbelasting betrokken. Vanaf 1 juli 2008 is 29% kansspelbelasting verschuldigd over het (gehele) brutospelresultaat. Daarnaast bestaat na de regimewijziging geen recht meer op vooraftrek van btw. 

In de eerste cassatieronde oordeelde de Hoge Raad in beide zaken dat de regimewijziging ‘lawful’ is, een ‘legitimate aim’ nastreeft en op het niveau van de regelgeving niet in strijd is met het ‘fair balance’-criterium. Beide zaken zijn verwezen naar Hof Den Haag met als verwijzingsopdracht na te gaan of er in de specifieke gevallen sprake is van een individuele en buitensporige last. In de onderhavige zaak oordeelde het Hof dat geen sprake was van (individuele) buitensporigheid, omdat het nettobedrijfsresultaat van belanghebbende gedurende een reeks van jaren niet negatief is geweest. In de zaak met nummer 15/04164 kwam het Hof vanwege een achteruitgang van het bedrijfsresultaat van belanghebbende gedurende een reeks van jaren wel tot een individuele en buitensporige last en kende het Hof ter compensatie een schadevergoeding toe over de periode juli 2008 tot en met december 2011 van € 1.364.740. 

Metadata

Rubriek(en)
Kansspelbelasting
Belastingtijdvak
juli 2008
Instantie
HR
Datum instantie
17 maart 2017
Rolnummer
15/04187
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:441
Auteur(s)
Ludwijn Jaeger
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2017/0682
Aflevering
30 maart 2017
Judoreg
NFB390
bwbr0002359&artikel=1,bwbr0002359&artikel=3,bwbr-eerste&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina