Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is in 1953 geboren. Zij heeft in juli 2019 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. X heeft in 2019 een AOW-uitkering SVB van € 4.545 en een pensioenuitkering van Aegon van € 587 ontvangen.

In geschil is het door de Inspecteur toegepaste premiepercentage volksverzekeringen bij de aanslag IB/PVV 2019.

Voor de maanden januari tot en met juni is een premiepercentage van 27,65% van toepassing. Omdat X in de maand juli de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, is vanaf die maand een premiepercentage van 9,75% van toepassing en wordt geen AOW-premie meer berekend. De Inspecteur heeft vervolgens een premiepercentage volksverzekeringen van 18,7% toegepast op het gehele inkomen (6/12 × 27,65% + 6/12 × 9,75%).

X stelt dat over de AOW-uitkering alleen het lage percentage moet worden toegepast, omdat het niet de bedoeling kan zijn dat zij over haar AOW-uitkering AOW-premie moet betalen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant geeft haar geen gelijk. Door de tijdsevenredige berekeningsmethode toe te passen heeft de Inspecteur de AOW-premie berekend in overeenstemming met het bepaalde in de Regeling Wfsv. Niet gebleken is dat deze berekeningswijze in strijd is met de wet. Dat X dit als onredelijk ervaart, doet hieraan niet af.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
16 januari 2023
Rolnummer
21/4056
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:199
NLF-nummer
NLF 2023/0288
Aflevering
2 februari 2023
bwbr0017745&artikel=11,bwbr0017745&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina