Terechte verzuimboete; doorgeven gewijzigd postadres aan KvK volstaat niet
Rechtbank Noord-Holland, 13 juni 2024
Samenvatting
Aan X (belanghebbende) is bij de aanslag vpb 2020 een verzuimboete opgelegd van na bezwaar € 1.375.
Niet in geschil is dat de herinnering en de aanmaning verzonden zijn naar adres 2 en dat de aangifte vpb 2020 niet binnen de in de aanmaning genoemde termijn is ingediend. Wat partijen verdeeld houdt, is of de herinnering en de aanmaning naar het juiste adres zijn verstuurd.
Volgens X is adres 2 een onjuist adres omdat zij het postadres bij de KvK per 1 december 2018 naar adres 1 heeft veranderd. De Inspecteur heeft naar voren gebracht dat een wijziging van het postadres afzonderlijk doorgegeven had moeten worden aan de Belastingdienst en dat niet kon worden volstaan met het doorgeven van de wijziging aan de KvK. Op de website van de Belastingdienst en de website van de KvK staat dit ook vermeld. De Inspecteur stelt dat X dit had kunnen en moeten weten.
Rechtbank Noord-Holland geeft de Inspecteur gelijk. Voorts is de in bezwaar gematigde boete passend en geboden. Het beroep is ongegrond.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2024 in de zaak tussen
eiseres, gevestigd te vestigingsplaats, eiseres
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2020 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.332 en een verzuimboete van
€ 2.757 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd naar € 1.375.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] en [naam 3] .
Overwegingen
Feiten
1. Op 1 december 2018 heeft eiseres een wijziging van haar postadres naar het adres [adres 1] doorgegeven aan de Kamer van Koophandel. Eiseres heeft destijds bij de Belastingdienst geen aparte melding gedaan van deze wijziging van het postadres. Eiseres heeft bij brief van 3 november 2021 het verplichte toezendadres gewijzigd bij de Belastingdienst van [adres 2] naar het adres [adres 1].
2. De uitnodiging voor het doen van aangifte Vpb 2020 is op 1 maart 2021 gestuurd naar het adres [adres 2] . Dit was het bij de Belastingdienst geregistreerde (post)adres van eiseres.
3. Op 23 juli 2021 is door verweerder een herinnering met betrekking tot het doen van de aangifte Vpb 2020 gestuurd naar het adres [adres 2] . De uiterste termijn voor het indienen van de aangifte is in deze herinnering gesteld op 5 augustus 2021.
4. Op 10 september 2021 is door verweerder een aanmaning met betrekking tot het doen van de aangifte Vpb 2020 gestuurd naar [adres 2] . De uiterste datum voor het indienen van de aangifte is in deze aanmaning gesteld op 23 september 2021.
5. Eiseres heeft op 3 november 2021 de aangifte Vpb 2020 ingediend.
6. Voor de jaren 2018 en 2019 heeft verweerder ook de uitnodiging, herinnering en aanmaning voor de aangiften Vpb gestuurd naar [adres 2] en zijn aan eiseres verzuimboetes opgelegd van respectievelijk € 500 en € 750. Deze verzuimboetes staan onherroepelijk vast.
Geschil
7. In geschil is of de verzuimboete bij de aanslag Vpb 2020 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
8. Eiseres stelt dat de herinnering en de aanmaning naar een onjuist adres zijn verstuurd en dat zij om deze reden niet bekend was met de herinnering en de aanmaning. De verzuimboete is volgens eiseres dan ook onterecht opgelegd. Hierbij voert eiseres aan dat de brieven van verweerder nooit bij het bij de Kamer van Koophandel opgegeven correspondentieadres zijn aangekomen. Voorts is eiseres het niet eens met de hoogte van de boete. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de verzuimboete.
9. Verweerder stelt dat de herinnering en aanmaning naar het juiste adres zijn gestuurd en dat terecht een verzuimboete is opgelegd. Hierbij neemt verweerder het standpunt in dat zowel de herinnering als de aanmaning conform de bij de Belastingdienst bekende gegevens zijn opgestuurd en dat aannemelijk is geworden dat de herinnering en aanmaning naar het juiste adres zijn verzonden. Verweerder acht de verzuimboete niet te hoog. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Ontvangst herinnering en aanmaning Vpb 2020
11. Op grond van het bepaalde in artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan verweerder een verzuimboete aan de belastingplichtige opleggen als deze niet dan wel niet tijdig aangifte heeft gedaan. Van dit laatste is sprake indien de belastingplichtige niet binnen de op de aanmaning vermelde termijn aangifte heeft gedaan (artikel 67a, eerste lid, in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR.
12. Tussen partijen is niet in geschil dat de herinnering en de aanmaning verzonden zijn naar het adres [adres 2] en dat de aangifte Vpb 2020 niet binnen de in de aanmaning genoemde termijn is ingediend. Wat partijen verdeeld houdt is of de herinnering en de aanmaning naar het juiste adres zijn verstuurd.
Volgens eiseres is [adres 2] een onjuist adres omdat zij het postadres bij de Kamer van Koophandel per 1 december 2018 naar de [adres 1] heeft veranderd. Eiseres stelt dat het hierom niet aan haar te wijten is dat de brieven naar een onjuist adres zijn verstuurd en zij ervan uit mocht gaan dat deze wijziging voldoende was. Verweerder heeft naar voren gebracht dat een wijzing van het postadres afzonderlijk doorgegeven had moeten worden aan de Belastingdienst en dat niet kon worden volstaan met het doorgeven van de wijziging van het postadres aan de Kamer van Koophandel. Op de website van de Belastingdienst en de website van de Kamer van Koophandel staat dit ook vermeld. Verweerder stelt dat eiseres dit had kunnen en moeten weten.
13. De rechtbank oordeelt als volgt. Op de website van de Belastingdienst en op de website van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat wijziging van het postadres van een vennootschap afzonderlijk bij de Belastingdienst moet worden doorgeven. De verantwoordelijkheid voor het (tijdig) doorgeven van een wijziging van het postadres ligt bij eiseres. Verweerder heeft om deze reden de herinnering en aanmaning gericht aan het juiste adres. Nu voorts vaststaat dat de herinnering en aanmaning tijdig ter post zijn verzonden zijn deze rechtsgeldig bekendgemaakt. Het niet (tijdig) ontvangen van de herinnering en de aanmaning en het niet tijdig doen van de aangifte Vpb 2020 dient voor rekening van eiseres te blijven.
14. De rechtbank oordeelt voorts dat evenmin sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Gelet op vorenomschreven omstandigheden kan niet worden gezegd dat eiseres alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van haar te verwachten zorg heeft betracht om tijdig aangifte te doen (vgl. onder meer HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184).
Hoogte verzuimboete
15. De verzuimboete is door verweerder in de bezwaarfase verminderd van € 2.757 naar € 1.375. Eiseres stelt echter dat de verzuimboete verder moet worden verminderd tot nihil. Hiertoe stelt eiseres dat als gevolg van de niet doorgevoerde adreswijziging in het systeem van de Belastingdienst drie keer een verzuimboete is opgelegd, te weten voor de jaren 2018, 2019 en 2020. Het gevolg hiervan is dat de verzuimboete voor het jaar 2020 hoger is vastgesteld dan als het een eerste verzuim zou zijn geweest. Eiseres acht de boete om deze reden niet passend en geboden.
16. Eiseres heeft met hetgeen zij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat zij in dermate slechte financiële omstandigheden verkeert of heeft verkeerd dat dit moet leiden tot matiging van de verzuimboete. De rechtbank ziet evenmin reden voor matiging in de samenloop van de verzuimboetes over de jaren 2018, 2019 en 2020. Deze verzuimboetes hebben immers betrekking op afzonderlijke verzuimen. De omstandigheid dat deze verzuimen dezelfde oorzaak hebben, namelijk het niet bij de Belastingdienst doorgeven van het gewijzigde postadres, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Met betrekking tot de verzuimboetes over de jaren 2018 en 2019 is rekening gehouden met de situatie dat het eiseres’ eerste c.q. tweede verzuim was door een lagere boete op te leggen. De thans aan de orde zijnde verzuimboete betreft een derde verzuim. Gelet op het hiervoor genoemde acht de rechtbank een verzuimboete van € 1.375 passend en geboden.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
17. Ter zitting heeft eiseres zich beroepen op algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiseres stelt dat de informatievoorziening van de overheid tekort is geschoten bij de overgang naar een nieuw ICT-systeem waardoor zij niet meer kon inzien wat de status was van de aangiften. Dit brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het ligt op de weg van eiseres zelf om zorg te dragen voor een tijdige aangifte Vpb.
Slotsom
18. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in aanwezigheid van mr. F.C. Claushuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.