Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is enig directeur en enig aandeelhouder, en daarmee ultimate beneficial owner (UBO) van E (Ltd.). Deze vennootschap is opgericht naar het recht van Gibraltar.

In deze procedure zijn aan X opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2008, 2009 en 2011 in geschil en een aanslag IB/PVV 2010. X stelt dat zijn fiscale woonplaats in de onderhavige jaren niet in Nederland was gelegen. Hij stelt dat zijn levenspatroon altijd een sterk nomadisch karakter heeft gehad.

Rechtbank Noord-Nederland en in hoger beroep Hof Arnhem-Leeuwarden hebben echter geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X in de onderhavige jaren in Nederland woonde.

X is pas in de loop van 2013 bij de Belastingdienst als binnenlands belastingplichtige in beeld gekomen doordat toen een bankrekening aan X werd gekoppeld. De navorderingsaanslagen over de jaren 2008 en 2009 zijn bevoegdelijk opgelegd, aldus het Hof. Voor het jaar 2011 beschikt de Inspecteur niet over een nieuw feit om na te vorderen. Er is ook geen sprake van kwade trouw. De navorderingsaanslag over dat jaar is daarom vernietigd en de overige navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente zijn door het Hof nog enigszins verminderd.

In cassatie betoogt X onder meer dat het Hof heeft miskend dat de door hem ontvangen AOW-uitkering slechts met toepassing van interne compensatie in de heffing voor de jaren 2009 en 2010 kan worden betrokken. Aangezien de Inspecteur ter zitting van het Hof expliciet te kennen heeft gegeven af te zien van een beroep op interne compensatie, mag de AOW-uitkering niet als belastbaar inkomen uit werk en woning in aanmerking worden genomen, aldus X.

De Hoge Raad is het hiermee eens. De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat de Inspecteur de AOW-uitkering aanvankelijk niet in de grondslag van het belastbare inkomen uit werk en woning voor de jaren 2009 en 2010 heeft begrepen en die uitkering voor het eerst in hoger beroep heeft opgevoerd als element van de (navorderings)aanslagen voor die jaren. Aangezien de Inspecteur volgens het proces-verbaal van de zitting van het Hof uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard dat hij ‘in hoger beroep niet (meer) een beroep doet op interne compensatie’, had het Hof de AOW-uitkering niet tot het inkomen uit werk en woning van X mogen rekenen.

De overige door X aangevoerde cassatiemiddelen doet de Hoge Raad af met toepassing van artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2008, 2009 en 2011
Instantie
HR
Datum instantie
18 maart 2021
Rolnummer
19/03168
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:411
Auteur(s)
Iris de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2021/0674
Aflevering
1 april 2021
Judoreg
NFB4227
bwbr0002320&artikel=16&lid=1,bwbr0002320&artikel=16&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina