Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is van Turkse afkomst en woont in Nederland. Hij is in 2009 gewond geraakt bij een vliegtuigongeluk met een Boeing van Turkish Airlines nabij Schiphol. Hij heeft in verband daarmee schadevergoedingen ontvangen van € 84.134,83 (van Turkish Airlines) en (na aftrek advocaatkosten) $2.000.738 (van Boeing). De schadevergoedingen zijn niet in de aangiften IB/PVV vermeld.

De Inspecteur heeft bij brief aan X meegedeeld dat navorderingsaanslagen worden uitgereikt over de jaren 2009, 2010 en 2012 waarbij de van Turkish Airlines (2009 en 2010) en Boeing (2012) ontvangen bedragen worden belast als inkomen uit werk en woning. Een delegatie van het Afpakteam heeft een bezoek gebracht aan de woning van X en de navorderingsaanslagen uitgereikt. In de begeleidende brief wordt geciteerd uit een settlement demand, de door X tegen Boeing ingediende schadeclaim, waarin onder meer wordt gesteld dat X voorafgaand aan het vliegtuigongeluk een succesvol zakenman was. Bij het huisbezoek was X niet aanwezig. De echtgenote was er wel. Tijdens het huisbezoek zijn ordners ingezien en meegenomen. Naar aanleiding van informatie uit een ordner is aan X nadere informatie verzocht. De ordner bevat onder meer correspondentie tussen X en het advocatenkantoor. X heeft geweigerd de informatie te verstrekken op de grond dat de ordner onrechtmatig is verkregen en de stukken waarnaar de Inspecteur vraagt onder het verschoningsrecht van zijn toenmalige advocaat vallen. De Inspecteur heeft daarop aan X met dagtekening 24 november 2014 en 22 december 2014 informatiebeschikkingen gegeven. In geschil is of de informatiebeschikkingen terecht zijn gegeven.

Niet in geschil is dat alle in de ordner opgenomen stukken betrekking hebben op de procedure tegen Boeing/Turkish Airlines. Hof Den Bosch heeft vastgesteld dat de stukken in de ordner aan de advocaat in zijn hoedanigheid van advocaat zijn toevertrouwd. De advocaat heeft zich ten aanzien van alle stukken in de ordner terecht beroepen op zijn verschoningrecht. De informatie die in de ordner is opgenomen is met schending van het verschoningsrecht verkregen en mag daarom niet worden gebruikt voor de belastingheffing. De Inspecteur was daarom niet bevoegd om vragen te stellen naar aanleiding van de informatie uit de ordner. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de informatiebeschikking van 22 december 2014 terecht vernietigd.

De informatiebeschikking van 24 november 2014 is door het Hof gedeeltelijk vernietigd, omdat drie vragen onvoldoende concreet weergeven welke informatie en stukken de Inspecteur wenst te verkrijgen. Het Hof heeft verder, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 augustus 2014 (13/00933, ECLI:NL:HR:2014:2144), de stelling van X verworpen dat de beide informatiebeschikkingen moeten worden vernietigd omdat de Inspecteur hem ten onrechte niet heeft gewezen op zijn zwijgrecht alvorens hem vragen te stellen.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad verwerpt onder meer de stelling van X dat de Inspecteur op onrechtmatige wijze in bezit van de settlement demand is gekomen. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de Inspecteur bevoegd was vragen te stellen naar aanleiding van de settlement demand en dat X is gehouden die vragen te beantwoorden. Ook de stelling dat de Inspecteur X ten onrechte niet heeft gewezen op zijn zwijgrecht alvorens hem vragen te stellen wordt verworpen.

X klaagt wel terecht dat het Hof hem niet op zijn verzoek een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft toegekend. Alleen op dit punt is het cassatieberoep van X gegrond. X komt een vergoeding van immateriële schade toe van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

Het incidentele cassatieberoep van de staatssecretaris dat is gericht tegen het oordeel van het Hof dat het verschoningsrecht van de advocaat zich uitstrekt tot alle stukken in de ordner wordt door de Hoge Raad ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2009, 2010 en 2012
Instantie
HR
Datum instantie
21 mei 2021
Rolnummer
19/02508
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:751
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2021/1109
Aflevering
3 juni 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4361
bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a&lid=1,bwbr0002320&artikel=53a,bwbr0002320&artikel=53a&lid=1,bwbr0005537&artikel=5:10a,bwbr0005537&artikel=8:28a&lid=2,bwbv0001000&artikel=6,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=53a,bwbr0005537&artikel=5:10a,bwbv0001000&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina