Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) biedt diensten aan die zijn gericht op het inzetten van docenten op basisscholen.

De Inspecteur heeft ter zake van de diensten omzetbelasting (21%) nageheven en verzuimboetes opgelegd.

In geschil is of de prestaties van X zijn vrijgesteld van omzetbelasting op basis van artikel 11, lid 1, onderdeel o, Wet OB 1968. Dat is volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant en in hoger beroep Hof Den Bosch niet het geval.

X is geen publiekrechtelijk lichaam en in hoger beroep staat onbestreden vast dat X met betrekking tot basisschoolonderwijs niet als een onderwijsinstelling is erkend. Aangezien X niet aan het criterium van de vrijstelling voldoet met betrekking tot de vereiste erkenning, kan de vrijstelling geen toepassing vinden. Dat X stelt dat de diensten worden verricht door werknemers die een lesbevoegdheid hebben, doet aan deze conclusie niet af. De Inspecteur heeft terecht omzetbelasting nageheven.

Anders dan de Rechtbank acht het Hof sprake van een pleitbaar standpunt, zodat de boetes van in totaal € 26.390 worden vernietigd. Aangezien het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2021 (19/03081, ECLI:NL:HR:2021:1305, NLF 2021/1851, met noot van Willemsen) nog niet was gewezen in de periode waarop de naheffing ziet, kon twijfel bestaan over de criteria van de vrijstelling. Daarnaast is de scheidslijn tussen onderwijsdiensten (standpunt X) en het uitlenen van personeel (standpunt Inspecteur) zeer dun. Dat het Hof niet toekomt aan een inhoudelijk oordeel of sprake is van onderwijsdiensten dan wel uitlening van personeel, doet daar niet aan af.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 april 2015 t/m 31 december 201
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
10 juli 2024
Rolnummer
22/1466
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2232
NLF-nummer
NLF 2024/2185
Aflevering
1 oktober 2024
bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina