Direct naar content gaan

Samenvatting

De onderhavige procedure van X (belanghebbende) betreft één van zes proefprocedures die in het kader van massaal bezwaar worden gevoerd. Bij het massaal bezwaar gaat het om de rechtsvraag of de box 3-heffing op spaarsaldi zodanig is dat deze op zichzelf gezien in strijd zou komen met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP).

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, onderdeel d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep. De griffier van de Hoge Raad heeft X in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. De gronden zijn een dag na de gestelde termijn bij de Hoge Raad binnengekomen. Dit is een verzuim als bedoeld in artikel 6:6, aanhef en onderdeel a, Awb, op grond waarvan het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

De Hoge Raad ziet aanleiding die niet-ontvankelijkverklaring in dit geval achterwege te laten, aangezien de zaak deel uitmaakt van de zes massaalbezwaarzaken waarin dezelfde rechtsvraag aan de belastingrechter wordt voorgelegd en niet-ontvankelijkverklaring tot gevolg zou hebben dat het rechtsoordeel van een van de drie betrokken gerechtshoven, in casu Hof Den Bosch, in cassatie buiten beschouwing zou blijven. Hof Den Bosch is tot het oordeel gekomen dat van een schending van artikel 1 EP voor het jaar 2014 geen sprake is.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond door te verwijzen naar het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019 (17/05606, ECLI:NL:HR:2019:816).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
14 juni 2019
Rolnummer
18/03128
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:949
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2019/1468
Aflevering
27 juni 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2559
bwbr0005537&artikel=6:5&lid=1,bwbr0005537&artikel=6:6

Naar de bovenkant van de pagina