Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure handelde A in deze WOZ-zaak als gemachtigde van X (belanghebbende).

De Heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van Rechtbank Den Haag. X heeft geen verweer gevoerd.

A heeft zich na afloop van de zitting van Hof Den Haag gemeld in de onderhavige zaak. Hij is niet door X maar door de Heffingsambtenaar geïnformeerd over de hogerberoepsprocedure.

Het Hof heeft A verzocht om een op naam van A gestelde machtiging in te dienen, die niet ouder is dan drie maanden gerekend vanaf het moment van indiening van het hogerberoepschrift. A heeft het Hof geïnformeerd niet aan dit verzoek te zullen voldoen. Het Hof merkt A daarom niet aan als gemachtigde.

Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar niet aan zijn toezendplicht heeft gedaan voor wat betreft de wijze waarop het zwembad van X is gewaardeerd. Dit betreft een veel lichtere schending van artikel 40 Wet WOZ dan waarvan de Rechtbank is uitgegaan. Daarbij betreft het zwembad slechts een gering onderdeel van de waarde van de woning. Het Hof past daarom een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) toe ten aanzien van de proceskostenvergoeding. Het Hof berekent de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase op € 437,50 (was € 1.674).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
26 september 2024
Rolnummer
23/1178
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1917
NLF-nummer
NLF 2024/2570
Aflevering
19 november 2024
bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina