Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van X (belanghebbende) in een WOZ-zaak ongegrond verklaard. Zij heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld tot een immateriële schadevergoeding van € 500 en tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 837.

In hoger beroep falen alle klachten van X over de gegevensverstrekking door de Heffingsambtenaar.

Hof Amsterdam bevestigt verder het oordeel van de Rechtbank dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.

X betoogt dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het griffierecht niet moet worden vergoed. Op dit punt is het hoger beroep gegrond. Aangezien het verzoek van X om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de fase van beroep voldoet aan de voorwaarden genoemd in r.o. 7.1.2 van het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024 (22/00849, ECLI:NL:HR:2024:567, NLF 2024/1356, met noot van Berns) wordt de Heffingsambtenaar opgedragen aan X het voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht, terug te betalen.

Het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur inzake de (hoogte van de) immateriële schadevergoeding slaagt ook.

Volgens het Hof zou het vergoeden van de (veronderstelde) psychische schade van X naar het tarief van € 500 per half jaar leiden tot een evident ongerechtvaardigde overcompensatie. Een schadevergoeding van € 50 per half jaar acht het Hof in dit geval redelijk.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
1 augustus 2024
Rolnummer
23/671
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:2346
NLF-nummer
NLF 2024/2265
Aflevering
8 oktober 2024

Naar de bovenkant van de pagina