Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) vormt sinds 1 januari 2002 een fiscale eenheid met bv 2, bv 4 en bv 5. X heeft met ingang van dat jaar als fiscale eenheid aangiften vennootschapsbelasting ingediend.

De Inspecteur heeft de in de aangiften opgevoerde renteaftrek niet geaccepteerd.

Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of het belastbaar bedrag voor de jaren 2001 tot en met 2005 juist is vastgesteld, of de heffingsrente dient te worden verminderd en of recht bestaat op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

X stelt primair dat tussen haar en bv 2 geen fiscale eenheid tot stand is gekomen zodat het belastbaar bedrag voor de jaren 2002 tot en met 2005 dient te worden verlaagd. Subsidiair stelt X dat bv 4 en bv 5 geen deel uitmaken van de fiscale eenheid, zodat de resultaten van deze vennootschappen niet in het belastbare bedrag van X dienen te worden opgenomen. X onderbouwt dit met de stelling dat niet zij, maar een derde de economische eigendom van de aandelen van de dochtermaatschappijen had. Indien over de jaren 2002 tot en met 2005 wel een fiscale eenheid tot stand is gekomen, dan stelt X meer subsidiair dat de rentecorrecties op grond van artikel 10a Wet VpB 1969 in meer of mindere mate onterecht zijn.

Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2017 (15/02201, ECLI:NL:HR:2017:676, NLF 2017/1059) oordeelt de Rechtbank dat de door X veronderstelde rentelast non-existent is omdat de rente die door X wordt betaald, feitelijk tot de kosten van een (mede) door G (de uiteindelijke aandeelhouder van X) gedreven onderneming behoort.

De Rechtbank oordeelt voorts dat de belastingheffing over de jaren 2002 tot en met 2005 terecht met toepassing van artikel 15, lid 1, Wet VpB 1969 heeft plaatsgevonden. Wel heeft de Inspecteur voor het jaar 2004 een bedrag van € 10.940 te veel gecorrigeerd.

Tot slot oordeelt de Rechtbank dat de heffingsrente juist is vastgesteld en dat X recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 2.500 wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2001-2005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
9 december 2021
Rolnummer
20/2453
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:15110
Auteur(s)
dr. mr. M. van Dun
PwC/Universiteit van Amsterdam
NLF-nummer
NLF 2022/0249
Aflevering
3 februari 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4798
bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=15,bwbr0002672&artikel=15

Naar de bovenkant van de pagina