Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende), woonachtig in a-land (EU) was met ingang van 1 juni 2018 tot en met 31 december 2018 in loondienst bij een Nederlandse werkgever (B) en heeft voor zijn werkzaamheden in Nederland een salaris ontvangen van € 38.850. Hij heeft in het jaar 2018 verder een AOW-uitkering ontvangen van € 2.097 en een buitenlands pensioen van € 3.559.

In geschil is of de Inspecteur terecht premies Wlz en Anw heeft geheven vanaf de datum van indiensttreding bij B.

Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant is artikel 11, lid 3, Verordening 883/2004 van toepassing vanaf het moment dat X in Nederland is gaan werken. In de artikelen 12 tot en met 16 staan uitzonderingen benoemd, die hier niet spelen. Op grond van de nationale wetgeving is X premieplichtig voor de Wlz en de Anw. Dit betekent dat Nederland gerechtigd is om premies Wlz en Anw te heffen over de periode van 1 juni 2018 tot en met 31 december 2018.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
31 januari 2023
Rolnummer
21/5037; 21/5038
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:504
NLF-nummer
NLF 2023/0649
Aflevering
23 maart 2023

Naar de bovenkant van de pagina