Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woonde in 2018 in Nederland. Hij was in dienstbetrekking werkzaam als verkeersvlieger voor de in Ierland gevestigde luchtvaartmaatschappij A.

X was in de periode 1 januari 2018 tot en met 30 juli 2018 gestationeerd op een luchthaven in Italië en in de periode 1 augustus 2018 tot 31 december 2018 in Duitsland.

Op de loonstroken van X staat een allowance vermeld (in totaal € 5.993,15).

X betoogt in deze procedure tevergeefs dat de allowance niet tot het fiscale loon behoort. Zijn enkele stelling dat de allowance een kostenvergoeding betreft, is daartoe onvoldoende, waardoor niet kan worden aangenomen dat artikel 3.84 Wet IB 2001 van toepassing is.

X heeft ter zitting van Rechtbank Den Haag verklaard dat hij zich niet langer verzet tegen de door de Inspecteur vastgestelde voorkoming van dubbele belasting met betrekking tot het voor zijn werkzaamheden in Italië genoten inkomen.

X maakt niet aannemelijk dat A een vaste inrichting in Duitsland heeft (Weeze en/of Keulen-Bonn). Nu X zijn werkzaamheden niet voor een vaste inrichting heeft verricht, heeft de Inspecteur met betrekking tot het voor de werkzaamheden van X in Duitsland genoten inkomen dan ook terecht geen voorkoming van dubbele belasting verleend.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
1 mei 2024
Rolnummer
23/3302
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:17061
NLF-nummer
NLF 2024/2429
Aflevering
29 oktober 2024
bwbr0002320&artikel=67a,bwbr0002320&artikel=67a,bwbr0011353&artikel=3.84,bwbr0011353&artikel=3.84,bwbv0005862&artikel=5,bwbv0005862&artikel=5,bwbv0005862&artikel=14,bwbv0005862&artikel=14

Naar de bovenkant van de pagina