Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een tweetal units binnen het complex GaragePark Rotterdam Hordijk (hierna: het complex). Het complex omvat 177 opslag- en werkruimtes met elk een eigen huisnummer. In het complex bevindt zich een gezamenlijke toiletruimte.

Bij Rechtbank Rotterdam is in geschil of de aanslagen rioolrecht 2020 niet-woning (2 keer € 43,20) terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

X stelt dat de Inspecteur de units op grond van de bepalingen in de Verordening en de jurisprudentie niet heeft kunnen aanmerken als afzonderlijke gedeelten. Het complex functioneert volgens X als één bedrijfsverzamelgebouw dat centraal wordt beheerd. Daarnaast hebben de units geen zelfstandige aansluiting op het riool. In het licht van de rioolheffing kunnen de units daardoor niet afzonderlijk gebruikt worden zonder gebruik te maken van de gemeenschappelijke voorzieningen die door de beheerder zijn geplaatst, zoals de toiletruimte en de kraan. De units kunnen daarom niet afzonderlijk in de heffing worden betrokken. Het gebouw met alle units daarin zou als één geheel moeten worden aangemerkt en belast.

De Rechtbank stelt X in het ongelijk. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 november 2016 (15/03647, ECLI:NL:HR:2016:2495, NLF 2016/0533, met noot van Gramsbergen, r.o. 2.4.2) geoordeeld ‘dat artikel 228a van de Gemeentewet aan gemeenten de ruimte biedt om de rioolheffing met een zekere ruwheid vorm te geven’. De keuze om per perceel te heffen, is gegeven de vrijheid die de wetgever aan gemeenten heeft willen toekennen, op zichzelf niet willekeurig, onredelijk of in strijd met enig rechtsbeginsel.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum instantie
2 juni 2022
Rolnummer
20/5591; 20/5592
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2022:4255
NLF-nummer
NLF 2022/1130
Aflevering
9 juni 2022
bwbr0005416&artikel=228a,bwbr0005416&artikel=228a

Naar de bovenkant van de pagina