Direct naar content gaan

Samenvatting

Vof X (belanghebbende) is in de BPM-aangiften ten aanzien van vier auto’s voor de CO2-uitstoot uitgegaan van de NEDC2-resultaten. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op aangifte. De bezwaren zijn op het punt van de CO2-uitstoot door de Inspecteur ongegrond verklaard.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of drie auto’s in strijd met artikel 110 VWEU zwaarder worden belast dan reeds op de binnenlandse markt aanwezige gelijksoortige auto’s doordat zij door de invoering van de WLTP/NEDC2-testmethode een hogere vastgestelde CO2-uitstoot hebben gekregen.

Bij de Rechtbank zijn ruim 150 zaken aanhangig en er worden er meer verwacht inzake dezelfde problematiek. Voorts kan de wijze waarop deze problematiek getoetst moet worden een groot effect hebben op de BPM-heffing bij import van gebruikte auto’s. De Rechtbank heeft daarom aanleiding gezien om drie prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad.

A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging op de eerste prejudiciële vraag te antwoorden dat in beginsel sprake kan zijn van gelijksoortige auto’s indien de CO2-waarde van de geïmporteerde auto en de nationale referentieauto volgens verschillende meetmethodes is vastgesteld en dat het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2020 (18/01389, ECLI:NL:HR:2020:561, NLF 2020/0965, met noot van Bothof) daaraan niet in de weg staat.

Daarnaast geeft de A-G de Hoge Raad in overweging om op de tweede prejudiciële vraag te antwoorden dat onder omstandigheden het feit dat de CO2-waarde van de geïmporteerde auto en de nationale referentieauto volgens verschillende meetmethodes is vastgesteld, kan leiden tot strijd met artikel 110 VWEU. Daarvoor moet komen vast te staan dat er een lager bedrag aan bruto-BPM wordt geheven van de referentieauto in vergelijking met de geïmporteerde auto, hetgeen uitsluitend door de NEDC-testmethode wordt veroorzaakt. Bovendien moet vaststaan dat de geïmporteerde auto in Nederland tot de restantvoorraadregeling had kunnen worden opgenomen en in de lidstaat van herkomst niet, en moet de geïmporteerde auto een datum van eerste toelating hebben die ligt tussen 1 september 2018 en 1 september 2019.

Tot slot geef de A-G de Hoge Raad in overweging om de derde prejudiciële vraag niet te beantwoorden.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
augustus-september 2019
Instantie
A-G
Datum instantie
21 juli 2023
Rolnummer
23/01021
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:696
Auteur(s)
mr. H.A. Elbert
Elbert Fiscaal
NLF-nummer
NLF 2023/2033
Aflevering
14 september 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5972
bwbr0002320&artikel=27gc&lid=6,bwbr0002320&artikel=27gc&lid=8,bwbr0005806&artikel=9,bwbr0005806&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina