Direct naar content gaan

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) heeft ter zake van de verkrijging in 2015 van (de gerechtigdheid tot) een aantal onroerende zaken op aangifte overdrachtsbelasting voldaan. Deze onroerende zaken zijn drie gebouwen bestemd voor verblijf en/of behandeling van personen met een zorgbehoefte en drie warmte-koude-opslaginstallaties (hierna: WKO). De bij elk van de gebouwen geïnstalleerde WKO bestaat uit een gesloten systeem van gekoppelde polyethyleen leidingen gevuld met water die rondom de gebouwen op een diepte van 90 tot 150 meter in de grond zijn aangebracht (het bronnet), een warmtepompsysteem en een binneninstallatie.

Voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de verkrijging van de bronnetten is vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van de netwerkvrijstelling (artikel 15, lid 1, onderdeel y, Wet BRV). Het Hof heeft uit de feiten afgeleid dat het bronnet een constructie is, bestemd voor het transport van warmte (energie) via water en, gelet op de werking en de functie van het bronnet, geoordeeld dat op de verkrijging van de bronnetten de netwerkvrijstelling van toepassing is.

De staatssecretaris heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld. Het (derde onderdeel van het) middel voert aan dat de netwerkvrijstelling zich niet uitstrekt tot een ‘eigen energievoorziening’ en berust mede op het betoog dat bij de uitleg van het begrip ‘net’ moet worden aangesloten bij de Warmtewet. Het middel betoogt verder dat de WKO’s en dus ook hun bronnetten geen warmtenet zijn in de zin van de Warmtewet omdat zij zijn gelegen in (onder en om) het gebouw van de verbruiker.

De Hoge Raad verwerpt dit betoog. Bij de beantwoording van de vraag of de netwerkvrijstelling kan worden toegepast moet in casu mede onderzocht worden of een dergelijk bronnet valt binnen de grenzen van het begrip warmtenet, zoals dat is gedefinieerd in de Warmtewet.

Het Hof heeft zijn oordeel dat de netwerkvrijstelling kan worden toegepast op de bronnetten terecht gegrond op de omstandigheid dat die bronnetten met behulp van meerdere (polyethyleen) leidingen via water warmte transporteren die wordt onttrokken aan de omgeving diep in de grond naar het overdrachtspunt in de gebouwen, waar die warmte vervolgens via warmtepompsystemen en binneninstallaties binnen de gebouwen wordt gebracht. In het bijzonder behoefde de omstandigheid dat het bronnet is gelegen in de tuin en de omringende grond van het gebouw waarvoor het warmte levert, het Hof niet te weerhouden van dat oordeel.

Ook overigens is het middel ongegrond, aldus de Hoge Raad.

Conform conclusie A-G Wattel (NLF 2021/1730, met noot van Van Gijlswijk).

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2015
Instantie
HR
Datum instantie
3 december 2021
Rolnummer
20/03663
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1813
Auteur(s)
drs. M.J.A.M. van Gijlswijk
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2021/2373
Aflevering
16 december 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4706
bwbr0002740&artikel=15&lid=1,bwbr0002740&artikel=15&lid=1,bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina